John Alexander Dowie (1847-1907) was van Schotse afkomst, woonde enige tijd in Australië en volgde zijn theologische opleiding in Schotland, waarna hij terugkeerde naar Australië. Zijn bediening begon in de Congregational Church (1872), waar hij al vroeg ontdekte dat hij een genezingsbediening had. Na enige jaren richtte hij zijn eigen kerk op en een Divine-Healing Association. In een visioen kreeg hij de opdracht om de genezingsboodschap naar alle landen te brengen. In 1888 vertrok hij naar Amerika (eerst San Francisco en later Chicago) waar zijn reputatie als een ‘genezer’ snel rondging en na enige jaren werd hij beschouwd als de belangrijkste vertegenwoordiger (leider) van de ‘divine-healing movement’ in Amerika. Hij stichtte de kerk Christian Catholic Church (1895) en rond 1900 kocht hij een groot stuk land waar hij een christelijke gemeenschap genaamd Sion City stichtte. Hier woonden ongeveer 6.000 mensen gedurende enige jaren. Hij riep zichzelf uit tot de nieuwe Elia en later ook tot de Eerste Apostel. Uiteindelijk kreeg hij ernstige gezondheidsproblemen en ook financiële problemen leiden tot de ondergang van dit unieke experiment van een theocratie. De invloed van Dowie is vooral door de mensen die enige tijd doorbrachten in Sion City en zijn ideeën over ‘divine healing’.
Frank Bartleman (1871-1936) werd geboren aan de oostkust van Amerika en kwam tot geloof in 1893 in een Baptistenkerk waar hij ook theologie studeerde en een preekvergunning kreeg. Door de jaren heen is hij bij een groot aantal kerkgenootschappen betrokken geweest, maar bleef nooit ergens lang. Hij had last van een zwakke gezondheid en had vaak financiële problemen. Hij kan gekenmerkt worden als een rondreizende evangelist en journalist. In 1904 vestigde hij zich in Los Angeles waar hij in 1906 regelmatig Azusa Street bezocht. Zelf ontving hij de ‘doop in de Heilige Geest’ op 16 augustus 1906 in zijn eigen kerk en verkondigde de Pinksterboodschap op al zijn reizen in binnen- en buitenland. Bartleman was een tegenstander van de overaccentuering van de gave van het spreken in tongen. De liefde (1 Cor. 13) en Jezus hadden wat hem betreft voorrang boven het spreken over de Heilige Geest en de gave van tongen. Hij had ook sterke ideeën over sociale gerechtigheid, gelijkheid voor rassen en was een overtuigde pacifist en dus een tegenstander van Amerikaanse betrokkenheid bij de 1e Wereldoorlog. Hij was een tegenstander van organisatie, dus ook van de betrokkenheid van de overheid om sociale problemen op te lossen. Hij zag heel scherp een aantal problemen op dat terrein, maar was niet in staat om oplossingen aan te dragen. Zijn invloed ligt in de vele publicaties die hij heeft geschreven over de ‘Azusa Street opwekking’. Vanaf de 1e Wereldoorlog is hij minder prominent aanwezig o.a. door zijn sympathie voor de “Oneness Pentecostals” en door zijn zendingswerk meer op de achtergrond gekomen.
Charles Harrison Mason (1862 (of 1866[1]?)-1961) groeide op als kind van (voormalige) slaven in het zuiden van Amerika, waar rassenscheiding heel gewoon was. Zijn kerkelijke achtergrond was Baptist en hij kwam tot geloof op 17 jarige leeftijd. Op 31 jarige leeftijd kreeg hij een preekbevoegdheid en omstreeks die tijd kreeg hij ook een ‘sanctification’ ervaring en raakte steeds meer betrokken bij ‘Holiness’ kringen. Mason zag het verwerpen van het rassenvooroordeel als een wezenlijk onderdeel van de christelijke boodschap. Hij haalde z’n theologische diploma aan het Minister’s Institute of Arkansa Baptist College in Little Rock in 1893. In 1897 richtte hij (mede) de Church of God in Christ (CGIC) op die uit zou groeien tot een van de grootste (voornamelijk zwarte) Pinksterkerken in Amerika. In 1906 gaat Mason voor een aantal weken naar Azusa Street en ontvangt de doop in de Heilige Geest. Als hij deze Pinksterboodschap in zijn eigen kerk predikt, leidt dit tot een splitsing. Toch groeit zijn kerk heel hard met zowel blanke als zwarte kerken en voorgangers. Hoewel zowel in Azusa Street als in de kerk van Mason gelijkwaardigheid van de rassen hoog in het vaandel staat, keert het tij toch vanaf 1914 en worden de Pinksterkerken steeds meer georganiseerd naar ras, d.w.z. zwarte kerken en blanke kerken, hoewel de CGIC dit nog een aantal jaren weet te rekken. Ook Mason had sterke pacifistische overtuigingen, wat ook tot problemen met de overheid leidde. Tot op hoge leeftijd gaf Mason leiding aan zijn kerkgenootschap, waarmee hij een enorm stempel op het Pentecostalisme heeft gedrukt.
Alma White (1862-1946) werd geboren in Kentucky als zevende kind en op haar 16e tot geloof gekomen in een Methodistische Episcopaalse kerk. Meteen ervoer ze een roeping tot het ‘ambt’, maar omdat dit binnen die kerk niet mogelijk was, ging ze in het onderwijs. In 1887 trouwde ze met Kent White, die kort daarna afstudeerde en daarna diaken en later ouderling in de Methodist Episcopal Church werd. In 1893 ervoer Alma ook een ‘sanctification’ ervaring en begon daarover te getuigen, waarna de stap om te gaan preken ook niet groot was. Vanaf 1896 begon het echtpaar samen een ‘mission’ en waren beiden fulltime met het evangelisatie werk bezig. Er ontstonden meer afdelingen en dit werd de Pentecostal Union waar Alma leiding aan gaf. In 1918 werd haar de titel van Bisschop gegeven. Haar man bekeerde zich tot de leer en ervaring van Pinksteren en mogelijk is dit één van de aanleidingen geweest van haar levenlange verzet tegen de opkomende Pinksterbeweging. De Pinksterbeweging bestreed ze met de meest zware (verbale) beschuldigingen, zoals in haar boek Demons and Tongues. Later in 1919 veranderde ze de naam van haar kerk in Pillar of Fire omdat ze de naam ‘Pentecostal’ te besmet vond, hoewel velen vonden dat de diensten veel overeenkomsten vertoonden. Ook Aimee Semple McPherson kon op haar stevige kritiek rekenen, waarbij ze zelfs een dienst verstoorde.
William H. Durham (1873-1912) is geboren in Kentucky, verhuisde later naar Chicago en was vanaf 1891 lid van een Baptisten kerk en kwam in 1898 tot geloof. In 1902 ontving hij zijn ‘ordination’ bij de World’s Faith Missionary Association en werkte als voorganger in North Avenue Mission in Chicago. Begin 1907 ging Durham naar Los Angeles om de opwekking in Azusa Street zelf te aanschouwen. Pas na drie weken daar (op 2 maart 1907) ontving hij de doop met de Heilige Geest en sprak in tongen. Bij terugkeer in Chicago deelde hij deze ervaring en brak er een ‘opwekking’ uit in zijn kerk, waarbij er dagelijks overvolle bijeenkomsten werden gehouden die soms de hele nacht door gingen. Doordat er ook diverse mensen van andere nationaliteiten in zijn kerk kwamen, werd de Pinksterboodschap in korte tijd ook verspreid naar o.a. Noorwegen, Italië en Brazilië en Zweden. Ook moet hij zijn kerkgebouw aanzienlijk vergroten en doopt 800 mensen in twee jaar tijd. Hij begint met het uitgeven van tijdschriften en foldertjes en in 1912 zijn er mede door zijn toedoen al 12 ‘Pentecostal’ kerken ontstaan in Chicago. Vele latere pioniers van de Pinksterbeweging zijn door hem getraind of beïnvloed. Bijvoorbeeld Robert en Aimee Semple, de latere oprichtster van de Foursquare Church die gedurende heel 1909 Durham assisteerden en ook door hem ‘ge-ordained’ werden. In dat jaar overleed ook zijn vrouw, maar Durham gaf zichzelf geen tijd voor rouw en verdubbelde zijn inspanningen voor het Koninkrijk van God. Ook in Canada sticht hij een aantal kerken en kort daarna overlijdt één van zijn kinderen. In het Pinksternetwerk in Chicago liggen de theologische accenten iets anders dan in Los Angeles en met name over het onderwerp van ‘santification’. Hij verwierp het leerstuk van de heiligmaking als ‘second work of grace’ en stelde daar voor in de plaats het ‘finished work of Christ’. Waarschijnlijk was dit iets wat hij al eerder geloofde en wat wel gebruikelijk was in de kringen van de WFMA. Hij begint deze ‘nieuwe’ boodschap vol overtuiging te verkondigen en uiteraard ontmoet hij veel weerstand in Pinksterkringen. In februari 1911 vestigt hij zich in Los Angeles en preekt zelfs eenmaal in Azuza Street, maar daar kunnen ze zijn afwijkende leer niet waarderen. Hij huurt een zaal in de buurt en trekt veel mensen weg van de gemeente in Azusa Street. Hij trekt echter voornamelijk blanke mensen aan en neemt eigenlijk de rol over van de belangrijkste Pinksterleider op dat moment. Uiteindelijk wordt zijn ‘leer’ de algemeen aanvaarde leer in Pinksterkringen, maar daar is wel de nodige (?) strijd en conflicten aan vooraf gegaan. In 1912 hertrouwt hij, maar niet lang daarna sterft hij op slechts 39-jarige leeftijd aan de combinatie van tuberculose en uitputting. Na Los Angeles was Chicago de meest invloedrijke stad voor de verspreiding van de Pinksterboodschap, mede door de gunstige geografische ligging en de inzet en contacten van Durham. Ook is hij verantwoordelijk voor de grote theologische verandering wat betreft het leerstuk van de ‘sanctification’. Zijn opvattingen over denominationale structuren en theologische opleidingen, waar hij niks in zag, zijn niet opgevolgd door de latere Pinksterbeweging. Toch kan hij gezien worden als wellicht de invloedrijkste pionier van de Pinksterbeweging.
Bibliografie
- Goff, James R. Jr en Grant Wacker (eds), Portraits of a Generation, Early Pentecostal Leaders (Fayetvill; Arkansa University Press, 2002)
- Stanley M. Burgess and Gary B. McGee (eds.), Dictionary of Pentecostal and Charismatic Movements, (Zondervan Publishing House 1990, 4e druk)
- Jan Radder, De Pinksterpioniers van Topeka en Asuza Street, (uitg. Rafaël 2006)
[1] Dictionary of Pentecostal and Charismatic Movements, p. 585