Enkele gedachten over zending vanuit Pinksterperspectief

Onderstaan verhaal is een samenvatting van een tweetal hoofdstukken van het boek Spreading Fires van Allan Anderson. (Professor of Mission and Pentecostal Studies aan de Universiteit van Birmingham)

Hoofdstuk 8: With Signs Following: Evangelism, Healing and Eschatology

 Korte inleiding

Voor de vroege Pentecostals was zending in de eerste plaats een wereldwijde en intensieve vorm van evangelisatie. Uiteraard was dit de prediking van het ‘volle evangelie’, met alle kenmerken die de Pinksterbeweging zo anders maakte dan de ‘gewone’ kerken. Centraal stond de boodschap van redding, genezing, de doop in de Heilige Geest en de wederkomst van Jezus. In 1910 werd in Edinburgh een grote zendingsconferentie gehouden die als motto had ‘the evangelization of the world in this generation’. Hier deden echter geen Pinkstergelovigen (cq kerken) aan mee en de sporadische vermelding van deze conferentie in Pinksterliteratuur was niet zo positief. De houding van de Pinksterchristenen was dat (alleen) zij de kracht van de Geest hadden ontvangen en zich lieten leiden door de eschatologische urgentie om zending te bedrijven. Deze enigszins arrogante houding zal later nog wel voor enige brokken gaan zorgen.

 The Priority of Evangelism

Het doel van de kracht van de Geest was de opdracht om het evangelie te prediken tot de uiteinden van de aarde. De verwachting dat Jezus snel terug zou komen gaf dit een grote mate van urgentie. Er was eigenlijk geen tijd te verliezen. De Bijbelteksten die hiertoe aanmoedigenden waren behalve Matt. 28:19 en Marc. 1:5, ook Matt. 24:14, Ps. 2:8 en Ps. 68:32. Deze teksten dienden om te motiveren en te rechtvaardigen. Ook vonden Pinksterzendelingen dat zij door de kracht van de Geest beter en effectiever waren in het bedrijven van zending. Uiteraard leverde dit wel eens conflicten op met de bestaande kerken en zendelingen. Ook voelde bestaande zendingsgenootschappen zich weleens bedreigd door de arrogante uitspraken, maar ook de eigenaardige methoden van de Pinksterzendelingen, zoals diverse vormen van openlucht evangelisatie en veel gebed. Hoewel de nadruk leek te liggen op de geestelijke aspecten van zending, deden de Pinksterzendelingen ook veel aan sociaal werk, met name onder de kinderen.

 The Practice of Healing

‘Tekenen en wonderen’ waren voor de Pinksterzendelingen een onmisbaar element in hun bediening. Het was hun geloof dat dit beschikbaar was door de Geest en dat dit de ongelovigen zou overtuigen. Zij volgden daarmee het voorbeeld van de bediening van Jezus en geloofden dat de opdracht van Jezus om de zieken te genezen nooit was ingetrokken. Genezing was onderdeel van de boodschap van het evangelie. Ook was genezing iets wat Pentecostalisme aantrekkelijk maakte in vele culturen van de wereld. Genezing was vaak het fundament van het zendingswerk. Gewone medische verzorging werd vaak afgewezen, wat ook vaak ten koste ging van de gezondheid van de zendelingen zelf. Velen stierven zelfs voortijdig. Ook zijn de berichten over de vele genezingen niet altijd even betrouwbaar en werden fouten op dit gebied zelden toegegeven. Toch sloot de boodschap van genezing vaak goed aan bij de noden en belevingswereld van de mensen in andere culturen. Als zodanig heeft het zeker bijgedragen aan de snelle groei van het Pentecostalisme.

 Eschatological Mission

De eschatologische visie van de Pinksterbeweging was voornamelijk een pessimistische, pre-millennialistische dispensationalische visie die was overgenomen vanuit evangelische groepen, vooral onder invloed van John Darby. Dit was ten dele een reactie op de vrijzinnige theologie van die tijd en het ‘sociale evangelie’ die populair werd in het Protestantisme. Door de acceptatie van de heiligingsbeweging en Keswick beweging, was dit (helaas) ook in de Pinksterbeweging binnengeslopen. Het resultaat was, dat de nadruk kwam te liggen op de zendingstaak van het redden van mensen van het naderende onheil i.p.v. de maatschappij te veranderen. De uitstorting van de Geest in de laatste dagen, zou het mogelijk moeten maken om de landen en volken te bereiken met het evangelie. En daarna zou Jezus terugkomen. De voorwaarde was dat eerst het evangelie overal verkondigd moest zijn. (zie Matt. 24:14). Ook was men toen al (!) van mening dat de Joden moesten terugkeren naar hun eigen land. Nadat Engeland Palestina in 1918 veroverde (bevrijdde?) van Turkije, leefde heel sterk het idee van een laatste grote oorlog, de slag bij Armageddon.

 War and the Coming of Christ

Door hun specifieke eschatologische visie waren de vroege Pentecostals tegenstanders van oorlog. De Eerste Wereldoorlog zagen zij als bewijs dat het eind van de wereld was gekomen, waarmee ook de wederkomst van Jezus heel dichtbij was gekomen. Ook dachten zij dat de Eerste Wereldoorlog voorspeld was in de Bijbel. Omdat vele Pinkstergelovigen oorlogvoeren zondig vonden, waren velen pacifist en dienstweigeraars, hoewel dit niet voor iedereen gold. De pacifistische neigingen cq overtuigingen kunnen worden toegeschreven aan ‘Quaker’ invloeden. In Engeland leidde onenigheid over pacifisme tot een scheuring binnen de Pinksterbeweging. De Anglicaanse kerk was over het algemeen veel patriottischer in zijn opvattingen, waardoor er geen sprake kon zijn voor samenwerking.

Hoofdstuk 9: The Powers of Evil: Religions, Culture and Politics

 Korte inleiding

Dit hoofdstuk gaat over de houding en inzichten van de (Westerse) zendelingen t.o.v. de cultuur en bevolking van de landen waar ze in werkten. Door hun Westerse bril bekeken ze de cultuur en situaties niet altijd op de beste manier.

 Religions and Contextualization

De vroege evangelische zendingsbeweging beschouwde andere religies als heidens en vol afgoderij en beschreef deze religies bijna altijd in negatieve termen. Dit toonde de houding en standpunten van de Westerse zendelingen. In de ‘duisternis’ van deze culturen kwamen de Westerse zendelingen het ‘licht’ van het evangelie brengen. De theologische basis kwam van Paulus die de koppeling tussen afgoden en demonen maakt. Dit maakt satan tot de negatieve invloed van deze godsdiensten. De heidense religies en de heersende cultuur werden vaak met elkaar geïdentificeerd. Dit gold zowel voor Azië als Afrika. Ook de nieuwsbrieven van de zendelingen vertoonden vaak onnauwkeurige en veroordelende verslagen van het leven op het zendingsveld, wat wel een goed beeld oplevert van de reflectie van de zendelingen op de cultuur in die landen. Gevoeligheid voor de cultuur was zeker niet hun sterkste punt, waardoor ze waarschijnlijk minder vrucht hebben voortgebracht dan mogelijk was geweest bij een andere houding. Het dualistische wereldbeeld van de Pinksterzendelingen sloot daarentegen wel weer goed aan bij het wereldbeeld van de mensen in Afrika en Azië, waardoor de boodschap van de veranderende kracht van het evangelie goed aansluit bij hun religieuze beleving. Wel werd de boodschap in een meer confronterende stijl gebracht dan de andere Protestantse zendelingen, maar omdat het evangelie ook pragmatisch was en antwoorden bood voor de praktische noden van de mensen, bood dit voldoende ruimte voor aanknopingspunten en succes. Ook bood het Pinkstergeloof ruimte voor gedeelten van het volksgeloof en gebruiken.

 Missionaries and Culture

De vroege Pinksterzendelingen ervoeren een urgentie om het evangelie te brengen vanwege hun eindtijdverwachting van de spoedige wederkomst van Jezus. Dit had negatieve gevolgen voor de voorbereiding van de zendelingen, waardoor training en taalstudie er vaak bij in schoten. Gelukkig waren er enkele uitzonderingen op deze regel, zoals J.L Bahr, Arie Kok en William Burton. Zijn standpunt over polygamie werd wat milder in de loop der jaren, een probleem wat veel problemen had veroorzaakt voor weggestuurde vrouwen. Westerse zendelingen hadden moeite om plaatselijke leiders ook daadwerkelijke verantwoordelijkheid te geven en wilden zelf de controle behouden. Als de kerken groeiden, was het vaak ondanks en niet dankzij de zendelingen. Culturele blunders werden veelvuldig gemaakt door zendelingen, vaak door gebrek van kennis van de gewoonten. Ook vonden de Westerse zendelingen het moeilijk om zich aan te passen aan de cultuur, met name aan de eetgewoonten. Het liefst behielden zijn hun (Amerikaanse) levensstijl waar mogelijk. Een aantal Nederlandse zendelingen wordt geprezen omdat zij zich cultureel gevoeliger opstelden dan zendelingen uit andere landen. Pinkster zendingsorganisaties dachten vaak in termen van expansie, desnoods ten koste van andere kerkgenootschappen, waarbij de vijandigheid naar Katholieken het grootst was. Omdat de Katholieken vaak samenwerkten met de koloniale machten, kregen de Pinksterzendelingen toch de voorkeur door plaatselijke stammenleiders vanwege hun grotere onafhankelijkheid. Bij sommige zendelingen is er wel het besef dat de blanken er zijn om te dienen en dat hun inbreng van tijdelijke aard moet zijn (wederom Burton), maar dit wordt niet algemeen opgepakt, zodat de Pinksterbeweging door middel van zijn zendelingen een te dominante rol speelt door de afhankelijkheid van o.a. geld en resources. Over het algemeen kunnen we zeggen dat alle Westerse zendelingen zich in meer of mindere mate schuldig hebben gemaakt aan een vorm van Westers kolonialisme en imperialisme als onderdeel van die tijdgeest.

 Missionaries and Politics

De Pinksterzendelingen zagen, net als hun collega’s, de koloniale machten als een middel van God om het verspreiden van het evangelie te faciliteren. Hun patriottisme was hun blinde vlek, waardoor ze niet zagen welke kwalijke gevolgen het kolonialisme had op de plaatselijke bevolking. Amerikanen hadden een voorkeur voor een republikeinse staatsvorm, wat hun voorkeur voor bepaalde machthebbers beïnvloedde. De politieke situatie werd beoordeeld aan de hand van wat de zendelingen dachten wat de beste voorwaarden bood voor het verspreiden van het evangelie en de politieke stabiliteit die daarvoor nodig was. Ook dachten de Pinksterzendelingen dat hun beweging de antwoorden had voor de politieke en sociale problemen. Ook wordt een grote nadruk gelegd op het mijden van ‘wereldse’ zaken. Vaak was er een onheilige alliantie tussen de koloniale machten en de zendelingen, maar gelukkig zijn er ook genoeg voorbeelden dat de zendelingen zich uitspraken tegen de misstanden van deze machthebbers. Zeker in Congo, wat destijds een kolonie was van België, worden diverse misstanden beschreven en aan de kaak gesteld. Omdat Pinksterzendelingen er vaak voor kozen om geen partij te kiezen in politieke zaken, kregen ze ook vaak het verwijt dat ze niet echt geïnteresseerd waren in de onderdrukking die de plaatselijke bevolking ervoer. Ik vermoed dat ze zich hier onvoldoende bewust van waren, omdat ze zich in eerste instantie op geestelijke zaken en op de lokale situatie richten. Ik zie het eerder als onkunde dan onwil.

 Racism and Social Segregation

Ook wat betreft de omgang met andere rassen zien we dat Pinksterzendelingen niet al te positief voor de dag komen, iets wat ze gemeenschappelijk hebben met hun tijdgenoten. Dat laatste praat het niet goed, maar geeft wel aan wat de overheersende opvatting was in die dagen. Zuid-Afrika kent een lange geschiedenis van Pentecostalisme, maar ook daar leverde de verhouding tussen blanke en zwarte gelovigen een grote mate van spanning op. De grote groei van de Pinksterbeweging daar kan vooral worden toegeschreven aan de zwarte voorgangers en evangelisten, maar uit de geschiedschrijving is daar weinig van terug te vinden. Wel zijn veel voorbeelden te vinden dat zendelingen zich negatief uitlaten over de inlandse en gekleurde bevolking. Dit duidt op een ongevoeligheid en onbegrip voor de cultuur. Dit leidt ook tot een gescheiden leven tussen de bevolkingsgroepen, waar bijvoorbeeld in Zuid-Afrika de doopdiensten vanaf 1909 niet meer gemengd, maar per bevolkingsgroep worden gedaan. Dit leidt dan vervolgens tot verdere stappen van sociale ongelijkheid en discriminatie. Dit komt ook terug bij het (niet) dragen van verantwoordelijkheid in leidinggevende taken. Ook het feit dat het Pentecostalisme lang is beïnvloed door de Amerikaanse cultuur, heeft ook bijgedragen aan deze minder fraaie episode. Doordat het zwaartepunt van het Pentecostalisme nu buiten Amerika ligt, is er goede hoop dat er een goede en constructieve wederzijdse beïnvloeding is tussen het Westerse Pentecostalisme en het Pentecostalisme in de rest van de wereld. Wel zullen de Westerse zendelingen alle ideeën van expansionisme op moeten geven.

Hoofdstuk 10 Persons of Average Ability: Pentecostal Ministry

 Inleiding

Over het algemeen waren de vroege Pinksterzendelingen theologisch niet goed getraind voor hun taak. Vooral werd gekeken naar het geestelijke niveau en minder naar de intellectuele en pastorale vaardigheden. Wel waren in de jaren daarvoor vele bijbelscholen en zendingstraining scholen opgericht, waar de nadruk lag op praktische kennis en vaardigheden. Men geloofde ook sterk dat God gewone mensen kon en wilde gebruiken voor het werk in de zending en evangelisatie.

 Preparing Pentecostal Missionaries

De eerste trainingsscholen van de Pentecostals duurden vaak acht maanden, waarna de kandidaten in het binnen- of buitenland actief werd. Soms begon men zelfs helemaal onvoorbereid aan de taak, d.w.z. ongetraind, geen financiële ondersteuning en weinig theologische bagage. Dat had wel als voordeel dat ze ook geen last hadden van een teveel aan rationele theologische correctheid. Roeping was het belangrijkste argument om uit te gaan en niet leeftijd of de hoeveelheid gevolgd onderwijs. Al spoedig bleek dat het toch wel handig was als men de taal zou leren van het land waar men heen ging en met name de PMU hechtte groot belang aan het aanleren van de taal van het land waar men ging werken. Gerrit Polman startte ook een bijbelschool, waar men behalve het aanleren van bijbelkennis (en andere kennis en vaardigheden) ook praktisch actief moest zijn in de plaatselijke gemeente.

 Training Local Leaders

Een van de eerste dingen die men op het zendingsveld ging doen was het trainen van plaatselijke werkers. Dit was vaak een van de speerpunten van de zending om getalenteerde mensen te selecteren en trainen. Het grote voordeel was natuurlijk dat zij al de taal en de gebruiken van hun landgenoten kenden en daarom veel effectiever konden werken. Al in 1917 was er een pleidooi in een artikel van de PMU om de taak van evangelisatie en leiderschap in de gemeente over te dragen aan de plaatselijke mensen. Maar deze goede ideeën werden nauwelijks overgenomen, omdat men de plaatselijke leiders niet als gelijkwaardig zag aan de westerlingen qua intellect en capaciteiten. Vaak werden ze gezien als goedkope werkkrachten of gingen naar plaatsen waar de westerlingen liever niet heen gingen of durfden. Men stond dus ambivalent tegenover de inzet van de inheemse bevolking, omdat men enerzijds wel hun inzet en effectiviteit inzag en waardeerde, maar over het algemeen niet teveel verantwoordelijkheid durfde toe te vertrouwen. Toch kan in het algemeen de groei van bekeerlingen en de kerk voor een groot deel worden toegeschreven aan de inlandse werkers. Uiteindelijk kwam toch meer de nadruk te liggen op het plaatselijke leiderschap van de kerken en een zekere mate van financiële onafhankelijkheid. De Pinksterzending heeft dit uiteindelijk toch sneller verwezenlijkt dan vele van de al reeds aanwezige zendingen.

 Women in Ministry

Rond de vorige eeuwwisseling vond er een verandering plaats in de maatschappij t.o.v. de inzet van vrouwen, ook in het kerkelijke leven. Diverse vrouwelijke predikers doen hun intrede en ook staan zij hun mannetje in het publiceren van artikelen. Met name de grote stijging van het aantal (alleenstaande) vrouwen die de zending ingaan is opvallend, waarschijnlijk omdat dit binnen de zending wel mogelijk was en in een ‘ambt’ in de kerk niet. Dowie was een groot voorstander van vrouwen in de bediening en ook binnen de vroege Pinksterbeweging was hier volop ruimte voor. Het voorbeeld van ‘Azusa’ heeft hier ongetwijfeld bij geholpen. In de begindagen waren er zelfs meer vrouwelijke dan mannelijke (Pinkster) zendelingen. Ook bij de inlandse helpers zien we een groot percentage vrouwen actief. Maar spoedig begon de theologische worsteling om de praktische implicaties ook bijbels te verantwoorden. Dit debat werd voornamelijk gevoerd door mannen en was toch wel conservatief van aard. De eerste 20 jaren in het bestaan van de AoG hadden vrouwen veel minder rechten dan mannen en konden tot 1935 ook geen voorganger worden. De positieve uitzondering van Foursquare (immers opgericht door een vrouw) wordt helaas niet genoemd in dit artikel. Op het zendingsveld is echter weinig te merken van enige beperking in het functioneren van vrouwen, vermoedelijk omdat dit door niemand als bedreigend werd gezien en was de afstand tot het hoofdkwartier van de organisatie of kerk groot genoeg. Zonder de inzet van vrouwelijke zendelingen zou de Pinksterbeweging niet zijn geworden wat zij nu is! Daarom is het jammer dat zelfs nu er nog geen volwaardige gelijkheid is tussen mannen en vrouwen in de Pinksterbeweging.

 Missionary Hardships

Vele van de vroege zendelingen hadden het niet makkelijk. Er waren (soms) conflicten tussen mensen met een lange termijn toewijding en de vaak slecht getrainde en onervaren Pinksterzendelingen die vaak ook van de ene plek naar de andere reisden en weinig bereikten. Ook het verschil in regels en beleid over de termijn waarmee men op het zendingsveld moest blijven, veroorzaakte vaak spanningen. Het onbeperkt heen en weer reizen werd op den duur gezien als een verkwisting van geld. Het goed organiseren van zending als een efficiënte organisatie krijgt pas na enige tijd aandacht, maar is wel een reden geweest om de AoG op te richten, maar nog geruime tijd leden zendelingen onder gebrekkige organisatie en onvoldoende financiële ondersteuning. Financiële steun kwam vaak van individuen en was ook afhankelijk van de tijdschriften. Het probleem was dat er meer zendelingen uitgingen dan dat er fondsen waren om hen te ondersteunen of ze gingen (te vroeg?) weg zonder voldoende steun. De Eerste Wereldoorlog was ook een periode dat de steun aan zendelingen minder werd. Het leek erop dat het enthousiasme voor zending bij het thuisfront sterk verminderd was. Tijdens een conferentie in 1917 werden een aantal lastige vragen behandeld over het wezen van de Pinksterzending, waar de nadruk lag op de kracht van de Geest en niet een goede training. Een van de ervaren zendelingen verweet het vele falen van de zendelingen aan een onvoldoende steun van het thuisfront m.b.t. gebed, meeleven en financiële ondersteuning. Enige zelfreflectie heb ik in die reactie niet terug kunnen vinden, zodat ik denk dat dit niet de enige reden geweest kan zijn.

 Sectarianism and Organization

Verdeeldheid was al ruimschoots aanwezig in het Amerikaanse Protestantisme rond 1900. Vele van de vroege Pinksterleiders kwamen uit de kleine en vrij nieuwe denominaties, zodat het zaad voor verdere verdeeldheid en sektarisme er van af het begin al in heeft gezeten. Ook hun ecclesiologie met de nadruk op onafhankelijkheid heeft zeker een grote rol hierin gespeeld. De leiding van de Heilige Geest was belangrijk en in combinatie met het idee van het ‘priesterschap van alle gelovigen’ gekoppeld aan een sterk gevoel voor goddelijke richting, was dit een kweekvijver voor vele verschillende ideeën, waarbij de ruimte voor eenheid erbij insprong. De eerste twaalf jaar na ‘Azusa’ kenden een serie van conflicten. De splitsing tussen Parham en Seymour, het vertrek van Crawford en Lumm, de dogmatische conflicten over het ‘Finished Work” (Durham) en ‘Oneness’ zorgden ervoor dat het Pentecostalisme in 1918 net zo verdeeld was als de rest van het christendom, maar dan alleen in een veel kortere tijd. Ook waren er verschillen van inzicht over het ‘Initial evidence’, hoewel de meeste van deze problemen in Amerika een grotere impact hadden dan in Europa. Het gevolg was dat deze verdeeldheid vermenigvuldigd werd waar de Pinksterboodschap gepredikt werd, d.w.z. wereldwijd dus. Het oprichten van denominaties en opstellen van geloofsbelijdenissen heeft wel enige duidelijkheid gebracht en steun voor zendelingen. Het feit dat vele zendelingen nauwelijks theologisch gevormd waren, en het feit dat men geloofde dat de Geest aan iedereen werd geschonken, heeft er wel voor gezorgd dat de verschillen tussen ‘leek’ en ‘geestelijkheid’ in Pinksterkringen niet heel groot was, waardoor de overdracht van de zendelingen naar de plaatselijke leiders veel makkelijker plaats kon vinden (al dan niet vrijwillig, b.v. door gedwongen vertrek vanwege oorlog of veranderde politieke omstandigheden).

De beginjaren van de Pinksterzending laat zowel succesverhalen zien als ook veel mislukkingen. Uiteindelijk is de Pinksterbeweging uitgegroeid tot een veelkleurige beweging, misschien wel uniek in de geschiedenis van het christendom.

Conclusions: The Missionary Nature of Pentecostalism

Binnen 20 jaar na het begin van de Pinksterbeweging waren er al zendelingen actief in minstens 42 verschillende landen. Zeker gezien de moeilijke omstandigheden en het gebrek aan organisatie was dit een hele prestatie. Wel was er zo’n honderd jaar geleden een klimaat van verwachting ontstaan wat betreft opwekkingen. Tezamen met het idee van een sterke eindtijd-verwachting en de uitstorting van de Geest leidde dit tot het ontstaan van een zendingsbeweging die het ‘volle evangelie’ tot het hart van haar prediking had gemaakt. De inbreng en bijdragen van de inheemse mensen en leiders zal in de toekomst beter onderzocht en beschreven moeten worden, om tot een completer beeld van deze zendingsbeweging te komen, waarbij ook de exclusieve Amerikaanse wortels ter discussie zullen worden gesteld. Zowel de Azusa als de Mukti opwekking maken namelijk deel uit van een groter geheel aan opwekkingen. Daarbij heeft het CMA netwerk, alsmede de verspreiding van Pinksterbladen een grote en onmisbare rol gespeeld. Dit heeft er toe geleid dat de Pinkster zendingsbeweging door een aantal fasen en gebeurtenissen heen is gegaan voordat het zijn eigenlijke identiteit vond. Hoewel de Pinksterweging nog relatief jong is, is zij toch wellicht de belangrijkste factor in de verspreiding van het christelijke geloof wereldwijd, met name in de Derde wereld. Het merendeel van de christenen kan gevonden worden buiten de Westerse landen, waar het in aantal afneemt, in tegenstelling tot de Derde wereld. Een toenemend aantal moet wel gerekend worden tot de Neo-Pentecostals (als verzamelnaam voor deze nieuwe groepen).

Coleman noemt drie redenen voor de snelle globalisering van het charismatische christendom, ten eerste een handig en effectief gebruik maken van de massamedia om de boodschap te verspreiden. Ten tweede een internationaal georiënteerd sociaal netwerk wat gebruik maakt van veelvuldige reizen, conferenties en netwerken en het ontstaan van de mega kerken die zakelijk en internationaal worden geleid. Ten derde de wereldwijde oriëntatie, waardoor de overeenkomsten wereldwijd sneller herkenbaar zijn. Dit gekoppeld aan een veelvuldig en effectief gebruik van tijdschriften, werd een gevoel van eenheid in doel en visie bereikt. Het zendingsgerichte, maar ook het internationale karakter ervan, kan als het hart van het Pentecostalisme worden beschouwd. Toevallig viel dit samen met een nieuw zendingsbewustzijn in de traditionele Protestantse kerken, wat vanaf de eerste zendingsconferentie in Edinburgh (1910) plaatsvond. De Pinksterbeweging was toen nog niet klaar voor dit oecumenische gebeuren, maar inmiddels zijn hier ook positieve veranderingen te melden. De vroege Pinksterpioniers waren vol van de ontdekking van het ‘volle evangelie’ en hebben dit met grote toewijding en vaak met grote offers verspreid. Fouten zijn gemaakt, maar ik heb de indruk dat er ook veel van de fouten is geleerd en ik denk dat de christelijke wereld er zonder deze pioniers heel anders uit had gezien.

Missiology and the Interreligious Encounter1 door Amos Yong and Tony Richy

Hoofdstuk 12 uit het boek: Studying Global Pentecostalism (2010)

Zoals we hierboven gezien hebben, blonken de Pentecostals altijd uit in hun zendingsbewust-zijn en het praktiseren daarvan. De keerzijde is dat ze zich nauwelijks hebben verdiept in de theologie van religies of de interreligieuze dialoog. Dit is ten dele een gevolg van het feit dat Pentecostalisme tot voor kort niet op academisch niveau werd onderwezen. Om diverse redenen is het tegenwoordig wel van belang om het onderwerp van de theologie van de religies te bestuderen vanuit het Pinkster perspectief. Gelukkig wordt dit tegenwoordig wel opgepakt o.a. door de bovenstaande auteurs van dit artikel. Om in de interreligieuze dialoog beter voor de dag te komen, is het belangrijk om je eigen Pinkster missiologie helder te hebben.

Als de grondleggers van de moderne Pinksterbeweging kunnen Parham en Seymour worden beschouwd. Beiden hadden een sterke visie voor zending en evangelisatie, mede gebaseerd op de bijbelteksten in Hand. 1:8 en 2:17. Ook een sterke eindtijdverwachting speelde een grote rol in de urgentie van de zendingsdrang. Dit leidde nog niet tot een gesystematiseerde Pinkster missiologie. Melvin L. Hodges was de eerste die hierover begon te schrijven. Gebaseerd op het boek Handelingen kwam hij tot de conclusie dat de kerk Gods middel is om zending te bedrijven, en dat de Geest de kerk kracht geeft voor haar taak. Hij pleitte ervoor dat de zending zelf-voorplantende, zelf-besturende en zelf-ondersteundende kerken voort zou brengen. Hoewel dit niet meteen overal werd toegepast, is dit model wel te verdedigen vanuit de praktijk van de apostelen zoals beschreven in het NT. Paul Pomerville betoogt dat de belangrijkste motivatie voor zending niet de Grote Opdracht in Matt. 28:19-20 moet zijn, maar dat de Heilige Geest de motivator is die in zowel het individu, als in het collectief de mensen een getuige van Christus doet laten zijn. Pinksterzending moet voor hem aan een aantal voorwaarden voldoen, zoals een op Handelingen gebaseerd Trinitarische theologie, de grote Opdracht gebaseerd op de kracht van de Geest, waarbij de ‘tekenen’ zullen volgen. Ook moet evangelisatie leiden tot kerkplanting, waarbij de plaatselijke gemeente Gods instrument is. Bovendien moet er respect zijn voor onafhankelijke bewegingen. Grant McClung bouwt daar op voort en benadrukt met name het belang van genezing als evangelisatie methode. Gary McGee bouwt hier verder op voort en benadrukt ook het belang van activisme en sociaal werk als aanvulling op het bovennatuurlijke. Deze Pinkster theologen (missiologen) hebben hun stempel gezet op het formuleren en moderniseren van de Pinkster missiologie.

Walter J. Hollenweger heeft het Pentecostalisme op de kaart gezet in de academische wereld. Hollenweger zag met name het potentieel van de oecumenische en interreligieuze mogelijkheden van het Pentecostalisme, die er tot zijn spijt niet goed uit zijn gekomen, ondanks de aanzetten daarvoor door Seymour. Hollenweger vindt het Pentecostalisme erg pluriform en zelfs syncretistisch, wat meer mogelijkheden biedt voor een dialoog dan de methode van de agressieve evangelisatie. Ook Alan Anderson denkt in die richting en pleit er voor dat het Pentecostalisme zijn wortels weer ontdekt. Voor hem is het Pentecostalisme vooral pragmatisch en daarom erg geschikt voor sociale betrokkenheid. Omdat dat het Pentecostalisme van nature flexibel is, kan het zich makkelijk aanpassen, wat weer missiologische voordelen biedt. De missiologie van de Pinkster theologie is voor Anderson wereldwijd en veelzijdig. Door de ruime mogelijkheden voor contextualisatie moet ook de bekendheid van andere culturen worden vergroot.

Dit kan dan, volgens de Fin Veli-Matti Kärkkäinen, leiden tot de drie volgende stappen: een verder formuleren van de theologische basis van de specifieke Pinkster missiologie, het verduidelijken van de relatie tussen verkondiging en sociale actie en verder nadenken over hoe Pentecostals de volgelingen van andere religies beter kunnen begrijpen en er mee communiceren. Dat laatste gebeurd naar zijn idee nauwelijks, omdat ze zich terugtrekken in exclusivisme. Dit is heden ten dage niet meer te handhaven en gelukkig begint de dialoog met andere christelijke kerken al bemoedigende vormen aan te nemen. Dat heeft wel aan het licht gebracht dat er pluriforme standpunten zijn wat betreft de andere religies. Bovendien zijn er binnen het Pentecostalisme ook spanningen hoe er met de historische traditie om moet worden gegaan en de balans tussen de Westerse versie van het Pentecostalisme en de Derde-wereld versie ervan. Dit zijn interessante uitdagingen die nauw samenhangen met het nadenken over de theologie van religies.

Van oudsher is het Pinksterstandpunt wat betreft de theologie van religies altijd ‘exclusief’ geweest. Dit hield in dat er geen redding buiten de kerk is en dat een persoonlijke beslissing op het gepredikte evangelie een normatieve en noodzakelijke voorwaarde is voor iemands redding. Dit als tegenstelling op het ‘pluralisme’ wat zegt dat alle godsdiensten gelijkwaardige zijn. Pinkstergelovigen zijn altijd ‘exclusief’ geweest in hun opvattingen, gedeeltelijk gebaseerd op de Grote Opdracht, maar ook omdat ze dit klakkeloos hebben overgenomen van het fundamentalistische Evangelicalisme uit het begin van de vorige eeuw. Dit heeft geleid tot een ultra-letterlijke uitleg van de Bijbel en een stevig wantrouwen naar oecumene in het algemeen. Door de redelijk geïsoleerde positie die ze tientallen jaren hebben gehad, is deze invloed en manier van denken lang aanwezig gebleven. Meer recentelijk gaan er stemmen op die pleiten voor een meer ‘inclusieve’ houding naar andersdenkenden toe. Clark Pinnock is iemand die daar voor pleit en ook enige invloed heeft op de Pinksterbeweging. In plaatst van anderen te zien als niet-christenen, noemt hij ze pre-christenen. Dit gaat uit van meer respect voor andersdenkenden en dat Gods werk niet beperkt is door alleen de kerk. Gods openbaring kan ook al werken in de andere religies. Ook anderen pleitten voor een andere benadering waarbij bijvoorbeeld meer de nadruk kan komen te liggen op de persoon van Jezus Christus i.p.v. op het geïnstitutionaliseerde christendom.

Hollenweger pleit dan ook voor een interactieve manier in het omgaan met anders-gelovigen, die niet tegenstrijdig is, maar in overeenstemming met de geschiedenis, theologie en missiologie van Pinksteren. Het uitgangspunt moet dan wel Christo-centrisch en ecclesiologisch verantwoord zijn en pneumatologisch robuust, volgens Kärkkäinen. Amos Yong heeft hier nog verder nagedacht en heeft geprobeerd te komen tot een specifieke Pinkster theologie van religies, waarbij het belangrijk blijft om te kunnen onderscheiden wat van de Geest is door te kijken naar de vrucht van de Geest, het ethische gedrag en de tekenen van het komende Koninkrijk. Wel is belangrijk om eerst alle vooroordelen naar andere godsdiensten overboord te zetten. Dat betekent eerst leren luisteren naar de ander. De uitdaging is om trouw te blijven aan de eigen opvattingen (pluralisme is dus niet het antwoord), maar ook om te ontdekken wat dit betekent voor de soteriologische vraag van de redding. De dilemma’s die de dialoog en het inclusivisme meebrengen, zullen nog verder doordacht moeten worden.

Nu de eigen Pinkster missiologie duidelijker is geworden en de specifieke Pinkster theologie van religies zich steeds verder ontwikkelt, kunnen we ook kijken wat dit betekent voor de interreligieuze dialoog.

Allereerst is de balans tussen respect voor de andere religies en toegewijd blijven aan het eigen geloof essentieel. Dit is in het verleden een van de hoofdproblemen geweest waardoor er niet van een vruchtbare dialoog sprake kon zijn. De auteur probeert de oplossing te vinden vanuit de ervaring op de Eerste Pinksterdag, waarbij de uitstorting van de Heilige Geest gepaard ging met een veelvoud aan tongen/talen. Dit geeft enerzijds een veelheid van getuigen aan en geeft ook de pluriformiteit aan van de verschillende culturen die op die dag in Jeruzalem aanwezig waren. Deze vele verschillende culturen kunnen de verschillende religieuze tradities representeren. De belofte van God is dat Hij zijn Geest uit zal storten op alle vlees (Hand. 2:17a), daarmee zijn alle mensen dus potentieel kandidaat om Gods Geest te ontvangen en zodoende kunnen andere religies niet bij voorbaat worden afgeschreven om Gods openbaring te ontvangen en herkennen. Dit is dus geen alverzoening die hier gepredikt wordt. De essentie is dat er eerst geluisterd moet worden en dat daarna pas conclusies kunnen worden getrokken. Het leren onderscheiden, vergelijken en verschillen zoeken mag ook deel uit maken van dit proces. Ten slotte ziet de auteur een grote rol weggelegd voor een houding van gastvrijheid, omdat dit ook als een rode draad door de diverse bijbelverhalen heenloopt. De extremen van alle wegen leiden naar God enerzijds en een ongastvrije en exclusieve wijze van het verkondigen van het evangelie moeten worden vermeden en de mogelijkheden dat Gods openbaring beschikbaar is voor de onbeëvangeliseerden zal verder gepraktiseerd moeten worden. Dit zal zeker creativiteit vragen, omdat dit in ieder geval voor de Pentecostals nieuw terrein is. De samenhang en samenwerking tussen de Pinkstermissiologie, de theologie en de interreligieuze ontmoeting zal ook gecombineerd moeten worden om elkaar te versterken en om succesvol te zijn.

Spreading Fires:

http://www.amazon.com/Spreading-Fires-Missionary-Nature-Pentecostalism/dp/1570757496/ref=sr_1_1?ie=UTF8&qid=1411743411&sr=8-1&keywords=spreading+fires

Studying Global Pentecostalism:
http://www.amazon.com/Studying-Global-Pentecostalism-Anthropology-Christianity/dp/0520266625/ref=sr_1_1?s=books&ie=UTF8&qid=1411770004&sr=1-1&keywords=Studying+Global+Pentecostalism