New Horizons in Hermeneutics,
The Theory and Practice of Transforming Biblical Reading
een kritisch leesverslag.
- Over de schrijver:
De auteur van het boek is dr. Anthony Thiselton (geb. 1937), momenteel professor of Christian Theology aan de Universiteit in Nottingham. Hij heeft ook les gegeven aan de universiteiten van Chester, Leicester en Durham. Hij is lid van de Anglicaanse kerk en is een Associate priester in Nottingham. Hij heeft diverse boeken op zijn naam staan waaronder The Two Horzizons (1980) en The Hermeneutics of Doctrine (2007) en The Holy Spirit–In Biblical Teaching, through the Centuries, and Today (2013).
Samenvatting
- Introductie – verkenning van het hermeneutische landschap
- Tekst en lezer
Thiselton beoogd met het schrijven van dit boek een beschrijving en een kritische evaluatie te geven van alle belangrijke theoretische modellen en de bijbehorende aanpak. In de titel van zijn boek heeft hij drie woordspelingen verwerkt waarmee hij aan wil geven dat teksten de horizon van de lezer kunnen vergroten, maar ook dat lezen tot verandering (transforming effects) kan leiden en dat hij de nieuwe horizons wil openen. Hij wil de bijbelse geschriften benaderen vanuit een christelijk standpunt. Eerst door invloed van de ideeën en geschriften van Schleiermacher en Gadamer, maar later door literaire en semiotische theorieën, voldoet de traditionele wijze van het lezen van een tekst niet meer. De interactie tussen tekst en lezer staat nu centraal. Hij ziet hierin een verschuiving van routine en een voorspelbaar proces naar een creatievere en productievere manier van lezen. Hij beschrijft kort wat hij in de volgende hoofdstukken gaat uitwerken. Teksten hebben de mogelijkheid om lezers te veranderen (shape and transform) in hun waarneming, begrip en daden. Lezers kunnen teksten ook een andere betekenis geven in nieuwe situaties. Er zijn tenminste twee modellen waaruit blijkt hoe teksten een creatieve impact kunnen hebben op lezers. Van belang is ook dat elke lezer zijn eigen verwachtingshorizon meebrengt naar de tekst. Diverse factoren spelen een bewuste of onbewuste rol in het transformatieproces van de tekst en zijn betekenis, nl. intertextueel, situationeel, horizontaal, semiotisch, hermeneutisch en theorieën van textualiteit. Van belang voor Thiselton is welke modellen bruikbaar zijn voor bijbelse teksten inclusief de theologische evaluatie. Vervolgens behandeld hij de vraag in hoeverre de auteur nog een onderdeel is van de tekst. Voor Ricoeur is de lezer afwezig bij het schrijven en is de schrijver afwezig bij het lezen. Hiermee staat de tekst los van z’n oorsprong. Een andere vraag is of situaties en/of lezers deel uit maken van de tekst. Als de tekst autonoom is, dan maakt de intentie van de auteur niet meer uit. In het verleden werden teksten gezien als voertuigen die de gedachten en ideeën van de auteur bevatten. Moeten we de betekenis alleen maar ontdekken, of creëren we ook de betekenis? Binnen de Christelijke theologie worden de bijbelse teksten als ‘gegeven’ beschouwd. Toch veronderstelt deze gegevenheid nog steeds een actieve menselijke reactie om de ‘gaven’ in werking te stellen. De reader-response modellen gaan dan ook uit van een actieve participatie van de lezer. Centraal bij alle theologische overwegingen blijft voor Thiselton centraal staan dat Jezus Christus het Woord is, dat vlees geworden is. De taal van Jezus is inter-persoonlijke communicatie, dus dit heeft gevolgen voor het begrijpen en lezen van bijbelse teksten. Het gaat niet alleen om woorden over God, maar van God.
- Twee historische modellen 1: The Hermeneutics of Tradition
- Twee historische modellen 2: The Hermeneutics of Enquiry
Vanaf de vroege kerkgeschiedenis zijn mensen bezig geweest met bijbelse interpretatie. Hij beschrijft de periode van de kerkvaders tot de reformatie als de Hermeneutiek van de traditie. De methode die het meest wordt uitgewerkt in die periode is de allegorische uitleg. De strijd tegen diverse dwaalleringen zoals de gnostiek hebben deze ontwikkeling bevorderd. Waar vanaf het rationalisme (Descartes) het wantrouwen centraal staat, is de basis van deze vorm van hermeneutiek vertrouwen. Ook stond het individu niet centraal, maar de gemeenschap van gelovigen. Diverse kerkvaders (Irenaeus, Clement, Origines) hebben hun bijdrage daaraan geleverd, maar ook Philo van Alexandrië. Een drietal factoren onderscheiden de allegorische interpretatie van de gnostiek en zorgden voor enige balans, nl, de regel van het apostolische geloof was de context van het begrijpen, de eenheid van de Schriften vormden de begrijpelijke theologische horizon en de bijbelse en het kerkelijk getuigenis van Christus van het centrum van de bijbelse teksten en hun interpretatie. Ook werd de letterlijke betekenis niet uitgesloten, maar was dit veelal het begin, waarna de volgende niveaus van begrijpen konden worden bereikt. Origines hanteerde deze drie niveaus van betekenis van een tekst vanuit een pastorale oriëntatie. Hoewel het soms leek alsof alles mogelijk was met de allegorische uitleg, kunnen we toch stellen dat de kerkvaders binnen het raamwerk van de bijbelse traditie bleven. De ‘school’ van Antiochië wilde dichter bij de historische en letterlijke uitleg blijven. De gedachten (bedoeling) van de auteur waren voor hen van groot belang. Thiselton[1] noemt dit author-related intersubjectivity, en de manier van interpreteren van Alexandrië reader-related intertexuality om de verschillen in uitgangspunten aan te geven. Met de Reformatie (Luther, Erasmus, Tyndale, Calvijn) zien we dat de fundamentele vragen over interpretatie veranderen. Misstanden in de kerk speelden hier ook een rol in, omdat de Schift werd gezien, niet alleen als een woord van God, maar ook als een criterium en manier voor correctie van de huidige (d.w.z. toenmalige) traditie. De letterlijke betekenis wint voor Luther weer aanzienlijk in waarde. De Schrift is in staat om te bemiddelen en de aanwezigheid van Christus zichtbaar te maken. Voor Luther had de bijbelse tekst voorrang boven de traditie, die weer voorrang had boven rationalisme en enthousiasme. De enthousiastelingen werden door hem ook wel ‘fanatiekelingen’ genoemd. Dit brengt Luther tot de overtuiging dat elk begrijpen van de Bijbel en het getuigenis van Christus getoetst moet worden en indien noodzakelijk, ook gecorrigeerd. De noodzaak van kritische reflectie blijft noodzakelijk en vraagt om criteria voor waarheid en niveaus van betekenis en bewijst de noodzaak voor een hoog niveau van onderwijs.
- Schleiermacher, Dilthey en Betti
- Gadamer, Wittgenstein en Speech Act Theory
- De hermeneutiek van Paul Ricoeur
Met Friedrich Schleiermacher (1768-1834) (en in zijn voetspoor Wilhelm Dilthey (1831-1911) en Emilio Betti (1890-1968)) betreden we het tijdperk van de hermeneutiek van begrijpen (understanding). Hij had als eerste oog voor de theoretische en praktische problemen van de hermeneutiek. Hij plaatst hermeneutiek in de context van de kennis theorieën en welke condities nodig waren om het menselijk begrijpen plaats te kunnen laten vinden. Voor dit begrijpen zijn twee dingen nodig, de context van de taal (grammaticale interpretatie) en de gedachten van de spreker of auteur (de psychologische interpretatie). Het gaat dus niet alleen om de tekst, maar ook om de gedachten van de auteur. Het moet zelfs mogelijk zijn om de auteur beter te begrijpen dan hij zichzelf begreep doordat degene die interpreteert zich zowel objectief als subjectief in de positie van de auteur plaatst. Schleiermacher was de eerste die zowel een focus op de auteur als de focus op de tekst legde. Omdat hij de Bijbel als een boek zag die eigenlijk alleen door menselijke inbreng en creativiteit tot stand was gekomen, had hij onvoldoende oog en balans voor het idee van goddelijke inspiratie. Dilthey legt meer de nadruk op het leven of de ervaring van het leven. Teksten zijn eigenlijk de dode overblijfselen achtergelaten na een levenservaring. Door na te gaan wat er achter de teksten ligt, kunnen de teksten begrepen worden. Bij Betti lag de nadruk op openheid, namelijk openheid voor correctie en verbetering en openheid voor continue ontdekkingen. Uiteindelijk kunnen we de tekst beter begrijpen dan de auteur zelf. Maar dit begrijpen is een proces, niet iets eenmaligs.
Een volgende ontwikkeling is de verschuiving van de aandacht naar de lezer. Bijbelse teksten richten zich immers op de lezer of de hoorder. Zowel Jezus als Paulus richtte zich in hun boodschap op een (bepaald) publiek. De lezer wordt betrokken bij de tekst (self-involvement), of er wordt van de lezer een reactie of een beslissing gevraagd (reader-response). Bij de speech-act theorie wordt de tekst geanalyseerd waar gedane uitspraken moeten leiden tot daden van de hoorders (of lezers). Deze theorie is ontwikkeld door Austin (1962) en verder ontwikkeld o.a. door Thiselton. (p.289). Een goed voorbeeld is de opdracht van Jezus: Ga en maak discipelen (Matt. 28:18). Om deze opdracht persoonlijk toe te eigenen, moet er wel een identificatie zijn als geadresseerde. Hetzelfde kan natuurlijk ook gelden voor beloften, uitnodigingen, etc. De uitwerking van een tekst hangt ook af van het gezag en status van degene die de woorden uitspreekt. Zie bv de woorden van Jezus: “Uw zonden zijn u vergeven” (Mat.9:2). Deze manier van spreken wordt ‘World-to-Word-fit’ genoemd, vanwege de gevolgen van de woorden. Ook bij woorden van aanbidding (bv in de Psalmen) zien we dat zowel de spreker als de hoorder betrokken zijn en niet onveranderd kunnen blijven.
Met George-Hans Gadamer (1900-2002) zien we weer een aanzienlijke ontwikkeling in de hermeneutiek. In 1960 publiceerde hij zijn hoofdwerk Wahrheit und Methode, Grundzüge einer philosophischen Hermeneutiek, wat zowel voor de algemene hermeneutische theorie, maar ook voor de interpretatie van de bijbelse teksten van groot belang is geweest. Gadamer heeft moeite met de nadruk op methoden om te kunnen begrijpen. Voor Gadamer is hermeneutiek ontologisch, waardoor waarheid moeilijk (of zelfs niet) te achterhalen is. Het gesprek of de dialoog is een veel betere manier om tot de waarheid te komen (emerge). Gadamer leunt sterk op de ideeën van Heidegger, hoewel Gadamer aanzienlijk positiever staat tegenover de traditie. Taal is belangrijk voor Gadamer, maar ook complex, omdat ons begrijpen wordt beperkt door de grenzen van de taal. Taal is een bemiddelaar van deze wereld, maar niet objectief, maar intersubjectief. Hoewel Gadamer positief staat tegenover de traditie, hoeven we ons daar niet naar te schikken. “History does not belong to us, but we belong to it.”2 Ook hoeft het verstand niet alle gezag aan te vallen, omdat als we onze beperkingen zouden beseffen, we ook zouden weten dat anderen soms een beter begrip (understanding) hebben dan wijzelf. Zo hoeven we dus geen afstand te nemen van traditie. Het gaat verder dan objectivism, maar ook verder dan relativism. De waarde van een tekst moet worden bepaald in de tijd en traditie waarin het bestudeerd wordt en gaat verder dan de betekenis van de auteur. Zo wordt hermeneutiek een historische en contextueel begrijpen waarbij ruimte is voor praktische wijsheid (of een pastoraal oordeel) en waar teksten toegepast kunnen worden in nieuwe situaties binnen een nieuwe horizon.
Wolfhart Pannenberg (1928) probeert met een theologische benadering het probleem van de fundamenten van de kennis op te lossen. Volgens Pannenberg omvat de theologie alle kennis die er bestaat, omdat het spreekt over God die de schepper en voleinder van alles is. Pannenberg bekijkt de werkelijkheid vanuit historisch oogpunt en de geschiedenis is de meest complete horizon van de christelijke theologie. Ook de kennis van God wordt mogelijk gemaakt door de geschiedenis. Dus bij het begrijpen van een tekst zijn de gebeurtenissen rond het ontstaan van de tekst ook belangrijk. Pannenberg benadrukt ook het belang van de toekomst, deze kijk op de eschatologie vormt voor hem de derde horizon van begrijpen. Gods waarheid moet zich ook in de toekomst op een nieuwe manier bewijzen. Een ander centraal punt bij Pannenberg is zijn sterke nadruk op Christologie, waarbij hij weer meer nadruk wil geven aan de ‘historische Jezus’ en een Christologie van onderen heeft geformuleerd. Pannenberg probeert te komen tot een interactie van taal en patronen van gebeurtenissen in de context van historische tradities. Het spreken over God gaat verder dan alleen het spreken over het menselijk bestaan en gedachten.
Paul Ricoeur (1913-2005) probeert de dimensies van ‘uitleg’ en ‘begrijpen’ bij elkaar te brengen. Hij vindt uitleg te reductief en begrijpen te kwetsbaar o.a. voor zelfmisleiding. De hermeneutische theorieën van Ricoeur zijn complex, omdat hij elementen van de fenomenologie combineert met existentialisme, taalkundige theorieën, psychoanalyse, structuralisme, theorieën van teksten en de christelijke theologie. In tegenstelling tot Gadamer vindt Ricoeur dat er niet gekozen moet worden tussen waarheid of methode, maar dat beiden belangrijk zijn voor de hermeneutiek. In latere werken benadrukt Ricoeur het belang van de creatieve kracht van taal, wat zich uit in symbolen, metaforen en verhalen (narrative). Metaforen produceren nieuwe mogelijkheden van verbeelding en visie. Bij verhalen ligt de waarde in het plot, waar alles bij elkaar komt en het verhaal in wezen dicht bij een metafoor komt. Ricoeur onderscheidt geschiedenis (history) van fictie, waar geschiedenis de weg opent naar het mogelijke en fictie de weg opent naar het essentiële. Ricoeur wil de aandacht verschuiven van ‘achter’ de tekst naar ‘voor’ (in front of) de tekst. Omdat Ricoeur zich positief uitlaat over de werken van Marx, Nietsche en Freud, die de ‘drie meesters van de achterdocht’ worden genoemd, wordt de wijze van hermeneutiek van Ricoeur ook wel de hermeneutiek van de achterdocht genoemd. Hermeneutiek is voor Ricoeur het vernietigen van de afgoden en het luisteren naar de symbolen. M.b.t. de bijbelse teksten zit Ricoeur meer op de lijn van Kierkegaard wat betreft indirecte communicatie. De lezer van een tekst moet keuzes maken uit de mogelijkheden die er zijn bij conflicterende interpretaties. Uitleg gaat ook samen met begrijpen. Religieuze taal herschrijft menselijke ervaring, waarbij het woord van God werkzaam (eventful) is binnen de tijd-horizon van de lezer. Hij blijft hiermee binnen de theologie van Barth. De God die zich openbaart aan ons is een verborgen God. De bijbelse teksten bieden een perspectief van mogelijke werelden en van daaruit hebben ze de mogelijkheid om ons te veranderen en onze standpunten te veranderen.
Jürgen Habermans (1929) wordt gezien als de meest invloedrijke moderne denker op het gebied van de socio-kritische hermeneutiek. Hierbij gaat het om een benadering van teksten waarbij er wordt gekeken naar onderliggende niveaus en functies om hun rol als instrument van macht, overheersing of manipulatie te ontmaskeren. Met name in het Westen lijkt het erop dat het lezen van teksten de lezers niet transformeert, maar vooral dient om bestaande vooroordelen, tradities, houdingen en sociale relaties in stand te houden. De socio-kritische hermeneutiek kan hier een stuk gereedschap zijn voor potentiële bevrijding en het herontdekken van de waarheid. Hierbij worden niet alleen mensen bevrijd, maar ook de teksten zelf! Deze wijze van hermeneutiek kan gezien worden als het framework voor de diverse vormen van bevrijdingstheologie. Habermas maakt onderscheid tussen het ‘systeem’ en de ‘life-world’. Door deze sociale diagnose kan ook worden gekeken waar de belangengroepen zitten die de belangen dient van een groep ten koste van een ander.
- De hermeneutiek van bevrijdingstheologie en feministische theologie
- De hermeneutiek van de Pastorale theologie 1
- De hermeneutiek van de Pastorale theologie 2
Er zijn een drietal theologische en hermeneutische stromingen ontstaan die iets gemeenschappelijks hebben, namelijk een kritische benadering van een dominante traditie. De bevrijdingstheologie ziet deze dominante traditie als Westers en kapitalistisch. De zwarte theologie ziet het als blank-kolonialistisch en racistisch en de feministische theologie ziet het als androcentrisch en patriarchaal. Deze drie richtingen willen een alternatieve her-interpretatie aanbieden van de bijbelse teksten vanuit het standpunt van een specifieke context van ervaring en actie. Ook willen ze kritische gereedschappen (tools) aanbieden om het gebruik van bijbelse teksten te ontmaskeren die de belangen dienen van overheersing, manipulatie en onderdrukking. Veel van deze bevrijdingshermeneutiek is ontstaan vanuit de praktijk en een toewijding aan praktische actie. De bevrijdingstheologie is ontstaan in Zuid-Amerika, waarbij bevrijding van onderdrukking en het lijden centraal staat. De Exodus (uit Egypte) wordt vaak gebruikt als een centraal thema en God wordt gezien als de Bevrijder. De zwarte theologie heeft zich o.a. ontwikkeld in Zuid-Afrika in de strijd tegen de Apartheid en de kwestie van het landbezit. Er wordt wel gezegd dat de zwarte theologie is geboren vanuit pijn. Een materialistische lezing gaat nog een stap verder, omdat ze ook de omstandigheden waarin de tekst is ontstaan wil ontmaskeren op (verkeerde) politieke en sociale belangen. Dit wordt ook wel een historische reconstructie genoemd. Ook dit kan worden toegepast op teksten die te maken hebben met de verdeling van het land in Israël. Ook het koppelen van de ‘E’ en ‘J’ documenten met het Noordelijke rijk en hun (theologische) accenten zoals decentralisatie en het principe van ‘geven’, zoals overgenomen door Jezus in Marcus 6:36-37, vind ik een boeiende uitleg. De kern van de bevrijdingshermeneutiek is dat het klasse-neutraal lezen van de bijbel niet erg waarschijnlijk is. Ook zal onze eigen gemeenschap van interpretatie belangen hebben bij een bepaalde manier van interpreteren. Een bezwaar die vaak gemaakt wordt bij de bevrijdingstheologie, is dat gebruik wordt gemaakt van marxistische methoden, maar blijkbaar alleen als instrument.
Bij de feministische hermeneutiek komen alle belangrijke hermeneutische zaken weer terug. Het belangrijkste startpunt is dat de bijbelse teksten altijd geïnterpreteerd zijn op zo’n manier dat het de rol van vrouwen heeft onderdrukt en dit heeft gelegitimeerd. Ook hier wordt gezocht naar een manier waarop dit ontmaskerd kan worden en volgens Elisabeth Schüssler Fiorenza is feministische hermeneutiek ook bevrijdingshermeneutiek. Zowel de bijbelse teksten als de geschiedenis als de traditie wordt niet als waarde-neutraal gezien, omdat de geschiedenis door mannen is gedomineerd. Een eerste mogelijkheid is om via onderzoek op zoek te gaan naar teksten die (wel) positief en minder stereotiep zijn over vrouwen. Dit, omdat door de mannelijke eenzijdigheid slechts een fractie van de rijke traditie van het belang van vrouwen in de kerkgeschiedenis bewaard is gebleven. De feministische hermeneutiek kan met recht ook tot de hermeneutiek van de achterdocht gerekend worden. Een ander onderliggend principe is dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn en dat alle teksten ook via dat principe uitgelegd moeten worden. De ervaringen van vrouwen mogen centraal staan. Vanwege de relatieve eenzijdigheid van deze vorm van hermeneutiek komt de exegese niet altijd overeen met wat anderen uit datzelfde bijbelgedeelte zouden halen. Thiselton noemt het voorbeeld van Lukas 24:11 over de vrouwen bij het graf van Jezus waarbij bij de feministische hermeneutiek alle aandacht is op een uitleg die gebaseerd is op gender-verschillen, terwijl in de tekst zelf al positief over de vrouwen wordt gesproken. Het zijn juist de mannen die vermaand worden wegens hun ongeloof. Niet alle bijbelgedeelten gaan over de verschillen tussen man en vrouw. De beschuldiging dat feministische hermeneutiek subjectief is, klopt op zich wel, maar dat geldt voor alle hermeneutiek. Een ander thema wat vaak terugkomt heeft te maken met het voornamelijk mannelijk beeld van God. Sommige bijbelteksten lijken een vrouwelijke kant aan God te benadrukken (o.a. Jes. 49:15-16), maar dat zou ook als een vaderlijke houding uitgelegd kunnen worden. Het gebruik van het woord Vader als beeld van God hoeft niet noodzakelijk anti-feministisch te zijn, omdat het analoog gebruikt kan worden als behorend bij de zorg en bescherming van beide ouders. Sommige radicalere feministische stromingen willen wel lenen uit andere tradities uit die tijd (of ook wel van latere tijd). Het feit dat diverse bijbelschrijvers God niet wilden afschilderen met vrouwelijke kenmerken kan ook het gevolg zijn geweest van theologische keuzes, zeker in relatie met de godsdiensten in de naburige landen in die tijd. Thiselton ziet wel parallellen tussen het ontmythologiseren van Bultmann en het ontpatriarchiseren van de feministische hermeneutiek. Hij ziet dit als een complex debat wat nog niet uitgekristalliseerd is. Positief is, dat de feministische hermeneutiek begint met de interactie van de bijbelse teksten met de horizon van de ervaringen van vrouwen.
Er zijn veel overeenkomsten tussen bijbelse interpretatie en pastorale theologie. Beiden hebben te maken met levenswerelden, situaties en horizonten. Thiselton beschrijft een aantal modellen op hun bruikbaarheid voor de pastorale theologie. Bij de hermeneutiek van het begrijpen (Schleiermacher, Dilthey en Betti) zijn de volgende kwaliteiten van belang, openheid, luisteren, geduld en respect voor de ander, eigenschappen die ook bij het pastoraat van belang zijn. De nadruk op de auteur en de tekst i.p.v. op de lezer kan echter wel een drempel vormen. Het nadeel van het existentialistische model is dat het voornamelijk die lezers aan zal spreken die zich meer aangetrokken voelen tot doen i.p.v. tot reflectie of tot mensen die zichzelf als buitenstaanders zien. Zowel de existentialistische hermeneutiek als de speech-act theorie doet een groot beroep op de zelfbetrokkenheid van de lezer.
De verhalen (narratives) spelen een grote rol in het bereiken van mensen. Zeker in de context van de pastorale theologie bieden de verhalen vele mogelijkheden. Ze kunnen de lezer onverwachts raken omdat ze meer met hun onderbewustzijn luisteren. Het kan ook helpen met het begrijpen van de zelf-identiteit. En het kan helpen om de verbeelding te ontwikkelen en de mogelijke werelden te exploreren. Ook het herkennen van de menselijke ervaring kan helpen bij de transformatie van de persoonlijke identiteit. Bijbelse verhalen vertellen ook over de geschiedenis van de daden van God. Dit is vaak effectiever dan abstracte theologische taal. Gods complexe identiteit wordt gepresenteerd door de verhalen van zijn acties die zowel zijn transcendentie als zijn immanentie, zijn aanwezigheid als zijn verborgenheid beschrijven. Verhalen bieden ook de mogelijkheid voor de lezers om betrokken te zijn in de verhalen, om te kunnen vieren of om de gemeenschappelijke band te versterken. Het verhalend gedeelte van het Johannes evangelie heeft ook vaak het effect gehad dat het geloof gaf en versterkte.
Ook beelden (images) en symbolen bieden mogelijkheden in zowel de hermeneutiek als in het pastoraat. Symbolen hebben als belangrijkste functie om nieuwe niveaus van de werkelijkheid te openen die anders gesloten zouden blijven. Symbolen in bijbelse teksten zijn wel afhankelijk van hun context. Er wordt soms sterk geleund op inzichten uit de psychologie (Jung, Freud), maar als de interactieve pluraliteit van de bijbelse symbolen wordt erkend, kan ze heel krachtig zijn. Het woord ‘vader’ is zo’n voorbeeld, dat het ook als (te) mannelijk kan worden ervaren en destructief wordt. Het Oude Testament biedt veel voorbeelden van symbolen die God beschrijven bv als Rots (Ps. 31:2) en ook het Johannes evangelie noemt veel symbolen die bekend zijn bij de lezers, vaak vervat in tegenstellingen. (dood, leven; donker, licht; waarheid, leugen; Geest, menselijk) of de Goede herder, het brood des levens, de deur of de ware wijnstok. Op deze manier wordt de taal van elke dag gebruikt om de onzichtbare en transcendente werkelijkheid te beschrijven.
Vervolgens beschrijft Thiselton de modellen 5 t.m. 8 in relatie tot de pastorale theologie. (p.582 t.m. 592) en modellen 9 tm 10 (p.597 t.m. 604)
5. semiotic productivity.
6. reader-response theory.
7. socio-pragmatic theory.
8. deconstruction.
9. speech-act theory.
10. socio-critical theory.
Hij beschrijft daar de implicaties en impact van deze theorieën met een groot aantal bijbelse voorbeelden.
Present situation, criteria of relevance: (p.604-611)
De historische hermeneutiek heeft de neiging om het verleden als norm te nemen, waar de pastorale theologie de neiging heeft om het heden als norm te nemen. Deze splitsing kan problemen opleveren. Pannenberg zegt dat het heden alleen begrepen kan worden in het licht van het verleden, terwijl zij zich voortbewegen naar het beloofde doel van de toekomst. Belangrijker dan methoden of systemen is, (in theologische termen) de liefde als transformerende kracht en als belangrijk criterium voor de pastorale theologie. Deze liefde komt van God en daarom dienen bijbelse teksten ervoor om de lezers te identificeren met Gods persoonlijkheid en bedoelingen in Christus, waarbij het kruis en de opstanding van Jezus centraal staan.
Towards a new understanding of pluralism (p.611-619)
Uiteindelijk pleit Thiselton voor een zekere mate van pluriformiteit in de hermeneutiek. Maar bij de directive van de bijbelse teksten gaat het niet om het feit of de lezer dit als zodanig herkent, maar om de status en gezag achter de teksten. Het hangt dus niet af van de subjectiviteit van het geloof. In de christelijke theologie staan het kruis en de opstanding centraal en dit geeft de mogelijkheid van een eschatologie van beloften. Het lezen van bijbelse teksten openen de horizonten van deze beloften, waarbij de lezers een actieve (maar niet allesbepalende) rol mogen spelen in het proces van lezen.
De conclusie van Thiselton is: “In a co-operative shared work, the Spirit, the text, and the readers engage in a transforming process, which enlarges horizons and creates new horizons.”3 Voor Thiselton is niet volledig duidelijk waarin deze transformatie zal zijn, want de invulling van beloften van de toekomst zijn niet volledig helder en maken deel uit van de ‘horizontal-life world’
De inbreng van de Geest (Spirit) lijkt op een interactie tussen God en de lezer te wijzen, maar uit het boek heb ik niet kunnen opmaken of dit (alleen) via de tekst gaat of via een mystieke ontmoeting. De meeste door hem genoemde modellen lijken daar weinig rekening mee te houden.
- Evaluatie
Sterke en zwakke punten:
Een sterk punt van dit boek is de uitgebreide wijze waarop hij dit onderwerp behandeld en de grote belezenheid die hij tentoonspreid. Dit is tegelijkertijd een groot nadeel, omdat je veelheid van citaten ook kan afleiden van de rode draad van zijn verhaal. Ook wordt al een geweldige theologische en filosofische voorkennis verondersteld. Pannenberg bijvoorbeeld wordt al negen keer geciteerd, voordat hij op pagina 331 uitgebreid wordt behandeld. Niet voor niets noemt Thiselton dit een advanced textbook.4 Het boek is als het ware zelf een hermeneutische cirkel, waarbij de delen kunnen worden begrepen vanuit het geheel en het geheel vanuit de delen. Al met al geen boek waarvan je na één keer lezen het idee hebt dat je alles er uit gehaald hebt.
Een ander sterk punt is dat hij regelmatig teruggrijpt naar de speciale plaats van de christelijke theologie en de rol van Jezus Christus, het kruis en de opstandig. Hij probeert wel degelijk een plaats te geven aan zijn geloof en aan het feit dat het lezen van de Bijbel toch andere gevolgen kan hebben dan andere literatuur. Met name in zijn twee hoofdstukken over de hermeneutiek van de pastorale theologie probeert hij zo praktijkgericht te zijn. Het nadeel van sommige van deze complexe theorieën is, hoe ze een praktische uitwerking kunnen hebben, omdat ze niet primair op de Bijbel gericht zijn, maar op taal of communicatie in het algemeen. Uiteindelijk wordt wel duidelijk dat het bij hermeneutiek om drie factoren gaat, namelijk de auteur, de tekst zelf en de lezer. Het proces om tot het begrijpen te komen is ook van belang. Wat mijns inziens te weinig aan bod komt, is of en op welke wijze de Bijbel door God geïnspireerd is. De mate waarin men God als de co-auteur beschouwd, heeft ook invloed op welke wijze met de bedoelingen van de auteur rekening wordt gehouden. In deze (post) moderne tijd is de nadruk verschoven naar de lezer, maar de vraag is of dat het goede startpunt is.
Bruikbare elementen voor een algemene Bijbelse hermeneutiek:
Ik denk niet dat het mogelijk is om te komen tot een algemene Bijbelse hermeneutiek, omdat er teveel belangen een rol kunnen spelen zowel bij de lezer als bv bij een kerkelijke traditie die weinig belang heeft bij een andere hermeneutische uitkomst. De beginsituatie van een lezer of groep is bepalend voor de openheid om de gevolgen van een hermeneutisch model te accepteren. Hermeneutiek heeft weinig zin als het alleen dient om bestaande meningen te laten bevestigen. Wat volgens mij belangrijker is dan het hanteren van een bepaalde methode of model, is het realiseren van een aantal principes die behulpzaam kunnen zijn bij het bepalen van je eigen persoonlijke startpunt.
Als eerste principe is het belangrijk om te beseffen dat je niet alles weet en ook nooit uitgeleerd ben. Een gegeven tekst, maar ook de interpretatie daarvan in dogma’s of belijdenissen, kunnen nooit het laatste woord hebben. Wel denk ik dat het belangrijk is dat als mensen in aanraking worden gebracht met hermeneutische modellen en inzichten, er goed wordt gekeken naar de beginsituatie van die persoon (of groep) of verwarring te voorkomen. Teveel nieuwe informatie en inzichten kan contraproductief zijn. Ik merk in de Pinksterkringen waarin ik verkeer, men langzaam los begint te komen van een naïeve manier van bijbellezen en oog begint te krijgen voor de oorspronkelijke bedoeling van de auteur en de historische context (ik denk o.a. aan de boeken van Gordon Fee). Voor velen daarbuiten zal dit al een gepasseerd station zijn, maar alle begin is moeilijk en mag zeker aangemoedigd worden. Een milde vorm van structuralisme, zoals beoefend wordt door de ‘Amsterdams school’ zal in die groepen als te intellectualistisch en vrijzinnig worden beschouwd.
Een volgend belangrijk principe zie ik in de combinatie (en interactie) van de tekst en de lezer. Beiden zijn belangrijk en het lijkt me goed om hier de balans in te zoeken. Oog voor wat de tekst uitwerkt en wat de rol van de lezer kan zijn. In wezen staat de toepassing al centraal in die kringen die zich graag bijbelgetrouw noemen, maar zonder dat duidelijk is welke achterliggende principes hier van belang zijn. Elementen van self-involvement, reader-response en speech-act moeten hier zeker deel van uit maken. Wat Thiselton al noemt, wil ik ook benadrukken dat het gaat niet alleen om woorden over God, maar van God. Een element wat nog te weinig aanwezig is, is openheid voor anderen. Hermeneutiek dient niet om ander van jouw gelijk te overtuigen, maar zie ik meer als een proces van samen zoeken naar de betekenis, zoals dit in de hermeneutiek van begrijpen, worden benadrukt. Een grotere nadruk op beelden en symbolen en verhalen zou een goed tegenwicht zijn voor een te sterke nadruk op de didactische gedeelten van de Bijbel. William W. Menzies5 pleit hier ook al voor.
Ten slotte moet de lezer van de Bijbel geen angst hebben om nieuwe horizonten te ontdekken. Wat dat betreft moeten we niet bang zijn voor de ideeën van de ‘bevrijdingstheologie’ of de ‘feministische theologie’, in wezen denk ik dat de hele socio-kritische benadering van de hermeneutiek een goede richting aangeeft om kritisch, maar constructief met de tekst om te gaan. Het uiteindelijke doel zal dan ook (kunnen) zijn: Reading moet leiden tot transforming.
- Bibliografie
- Anthony C. Thiselton, New Horizons in Hermeneutics,The Theory and Practice of Transforming Biblical Reading, Zondervan Publishing House 1992
- Michiel Leezenberg & Gerard de Vries, Wetenschapsfilosofie voor geesteswetenschappen, Amsterdam University Press 2007 (hoofdstuk 6)
- William W. Menzies, Geest en kracht, De theologie van de Pinksterbeweging, uitg.Sjofar 2005
Voetnoten:
1. p. 172
2. p. 327
3. p.619
4. p.1.
5. Geest en kracht, De theologie van de Pinksterbeweging, p.44