Door Dr. Ds. M. Klaassen
De Heidelbergse catechismus doet in zondag 21 een opmerkelijk bewering: de Zoon van God vergadert zich een gemeente vanaf het begin der wereld tot aan het einde. Vanaf het begin van de wereld tot nu is er één volk van God. In het oude verbond is dat Israël, in het nieuwe verbond zijn dat joden en heidenen die in Christus geloven. Dat is een visie die niet alle christenen zo overnemen. Er zijn stromingen die een sterk onderscheid aanbrengen tussen de kerk en Israël. Dat gebeurt meestal onder invloed van het zgn. dispensationalisme, ook wel de bedelingenleer genoemd. Deze visie – die in de 19e eeuw ontstond en vanuit met name Amerika de wereld overgewaaid is –maakt een sterk onderscheid tussen Israël en de kerk. Er is niet één volk van God, maar twee volken van God. God gaat met elk Zijn eigen weg. Feitelijk hebben ze niets met elkaar te maken. Ik meen dat deze visie onjuist is.
Paulus gebruikt in de Romeinenbrief een verhelderend beeld: het beeld van de olijfboom (Rom. 11). Die olijfboom is het volk van God; de takken zijn de gelovigen. Eerst hoorden er alleen maar gelovige joden bij dat volk van God. Maar nu heeft God ook wilde takken ingelijfd: heidenen. Er zijn ook takken afgerukt: joden die Jezus niet als Messias erkennen. Gelukkig zal God Zich eens weer over deze afgevallen takken ontfermen. In elk geval: de boom bestaat nu uit gelovige joden en gelovige heidenen. Maar het is één boom.
Is de gemeente dan in de plaats van Israël gekomen?
Ja en nee. In de vervangingsgedachte heeft het etnische volk Israël afgedaan in het plan van God. Dat lijkt me onjuist. Ik geloof dat Israël nog steeds een plaats heeft in Gods hart. Israël is het volk van Gods eerste liefde – en ook in hun verwerping van het evangelie ‘geliefden vanwege de vaderen’ (Rom. 11: 28). Dat betekent dat God nog steeds een band heeft met het etnische Israël. Hoewel de kerk Israël niet vervangt, is het wel de vervulling van Israël. Die vervulling heeft alles te maken met Jezus. Want het is Jezus, de Zoon van God, die –als zoon van Israël – de roeping van het falende, ongehoorzame Israël – ook Zoon van God! (Ex. 4: 22) – op Zich neemt. Hij doet wat Israël had moeten doen. Hij is de vervulling en de belichaming van Israël. Dat betekent ook dat wie in Hem gelooft, deelt in Israël en de zegen van Israël. Wie in Hem gelooft naar wie Abraham verlangde (Joh. 8: 56) wordt ook een kind van Abraham, ook al woon je in Afrika en ben je geen jood: ‘…als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht’ (Gal. 3: 29). Oudtestamenticus Chris Wright schrijft: ‘…Gods volk Israël is uitgebreid (…) om mensen uit vreemde naties te omvatten die, voor zover ze in Christus zijn, nu ook gerekend worden als in Abraham.
Waarom?
Omdat Jezus de Christus is – de Messias, die het oudtestamentische Israël in Zijn eigen persoon belichaamt. Dus allen die in Hem zijn, zijn vanwege dat feit begrepen in het Israël van God in Christus’. Inderdaad: Paulus gaat zo ver dat hij in Galaten 6 de gemeente toespreekt als het ‘Israël van God’ (Gal. 6: 16). Dat is niet vreemd, maar past bij een breder patroon dat we in het Nieuwe Testament waarnemen: allerlei uitdrukkingen die in het OT op Israël van toepassing zijn, worden toegepast op de gemeente. Zo wordt de benaming ‘Koninkrijk van priesters, een heilige natie’ die God in Exodus 19: 6 aan Israël geeft, in de eerste Petrusbrief ook op de gemeente toegepast. ‘Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte, u die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent… (1 Petr. 2: 9,10)’. En waar Israël in Numeri 16: 3 de ‘gemeente van de HEERE’ wordt genoemd, komen we dezelfde uitdrukking in het Nieuwe Testament tegen als het over de nieuwtestamentische gemeente gaat. Het heeft lang geduurd voordat ik met deze conclusies in kon stemmen, maar ik ben er langzamerhand steeds meer van overtuigd. Geen vervanging dus, wel vervulling en uitbreiding.
Bron: http://www.mklaassen.net/weblog/israel-en-de-kerk-een-twee-volken-van-god/