Het verdwijnen van het ambt van profeet in de vroege kerk
Onvermijdelijk of omkeerbaar?
1.1 Aanleiding
Bij mijn eindscriptie over het onderwerp “Een studie naar de rol van het toetsen van profetie bij drie charismatische bewegingen in de 20ste eeuw” ontdekte ik in de diverse literatuur over dat onderwerp een verlangen of zelfs diepe overtuiging van een aantal charismatische auteurs dat God het ambt van profeet zal herstellen in de kerk van vandaag. De vraag is of dat mogelijk is en wenselijk is. Door te onderzoeken wat het ambt van profeet in de vroege kerk inhield en waarom dit verdwenen is, kan misschien enig inzicht in deze vragen worden gegeven.
1.2 Onderzoeksvraag
Welke factoren hebben een rol gespeeld bij het verdwijnen van het ambt van profeet in de vroege kerk en wat zegt dat over de mogelijkheid om dit ambt weer te herstellen in (een deel van) de huidige kerk?
1.3 Methode
Ik wil via een beperkte literatuurstudie onderzoeken of er een officieel ambt van profeet was in de vroege kerk, wat dit inhield en op welke wijze dit ambt verdwenen is in het vervolg van geschiedenis van de vroege kerk. Daarna wil ik kijken of deze factoren een belemmering zijn om te komen tot de herinvoering van het ambt van profeet, zoals sommige (vooral charismatische) kerken graag zouden zien. Het boek van David E. Aune is voor mij leidend geweest, maar ik heb ook diverse andere boeken geraadpleegd die met de vroege kerk of het onderwerp profetie te maken hebben, zoals Robeck, Hill en Trevett.
1.4 Conclusies
Mijn conclusies op basis van dit korte onderzoek zijn dat profeten een belangrijke en zinvolle rol hebben gespeeld in de vroege kerk en de verkondiging van het evangelie. Het is uit de door mij geraadpleegde literatuur niet gebleken dat de profeten in een leidinggevende rol of ambt functioneerden in de vroege kerk, noch dat ze dit zelf ambieerden. Het feit dat vele profeten rondreisden en niet verbonden waren aan een vaste gemeente, heeft het ook lastig gemaakt dat ze deel uit gingen maken van de kerkelijke hiërarchie. Door de voortschrijdende institutionalisering, die m.i. onvermijdelijk was, zijn de accenten in het ambt en het daarmee verbonden gezag anders komen te liggen in de loop der jaren en eeuwen. De nostalgie van vele (vooral evangelische) gelovigen naar de eenvoud van de eerste gemeente (Hand. 4:32-35) is begrijpelijk, maar niet realistisch. Tweeduizend jaar kerkgeschiedenis laat zich niet zomaar aan de kant schuiven. Hoewel de behandeling van de Montanisten geen schoonheidprijs verdient, herken ik wel de behoefte van de kerk van toen, maar ook van nu, om meer houvast te hebben, wat betreft het hebben van duidelijkheid m.b.t. wat men gelooft, waarbij de totstandkoming van belijdenissen, de canonvorming en de eerste concilies begrijpelijk en zinvol zijn gebleken.
Ik denk dat er in de kerk van vandaag voldoende ruimte is voor de gaven van de Geest en vooral voor profetie (binnen zorgvuldige kaders), maar voor (de herinvoering van) het ambt van profeet zie ik weinig redenen. De wenselijkheid lijkt mij ook niet zo groot, als de kerk het voor het grootste gedeelte van haar geschiedenis zonder heeft gedaan. Onvermijdelijk zullen zich dan dezelfde problemen gaan voordoen die geleid hebben tot het verdwijnen van het ambt van profeet. De voorbeelden van hedendaagse profeten in wat in Amerika de ‘profetische beweging’ (mede voortgekomen uit de ‘derde golf’) wordt genoemd, zijn dan ook niet hoopvol. Een wens naar vernieuwing in kerk is goed (dit geldt wat mij betreft voor alle denominaties), dus een voortdurende semper reformanda juich ik van harte toe. Het ambt van profeet hoeft daar wat mij betreft geen deel van uit te maken.
1. Inleiding
Het idee dat het ambt van profeet moet worden hersteld in de huidige kerk komt vooral voor bij de nieuwere charismatische stromingen en is zeker niet een idee dat leeft bij de hele Pinksterbeweging. Daarom zal ik kort een overzicht schetsen van de diverse charismatische bewegingen om de verschillen daarmee wat duidelijker te maken.
Barrett[1] verdeelt de ‘vernieuwingsbeweging in de Heilige Geest’ in drie groeperingen die hij ‘waves’ noemt, nl. de Pentecostal renewal (vaak Classical Pentecostals genoemd), de Charismatic renewal (waar hij actieve charismatischen onder verstaat in de historische kerken) en de Neocharismatic renewal, waarbij zijn definitie veel ruimer is dan wat ik als ‘derde golf’ benoem. Meer recent komt Anderson[2] tot een vierdeling, namelijk de Classical Pentecostals, vervolgens de Older Independent and Spirit Churches. Daarna de Older Church Charismatics en ten slotte de Neo-Pentecostal en neo-Charismatic Churches. Deze laatste groep heeft weer een onderverdeling in vier subgroepen, waarbij de Third Wave churches (waar hij ook de Vineyard onder laat vallen) er één van is. Naast de theologische, historische en culturele verschillen, ziet hij als gemeenschappelijk kenmerk dat ‘they are concerned primarily with the experience of the working of the Holy Spirit and the practice of spiritual gifts’.[3]
De traditionele Pinksterbeweging is in 1906 ontstaan vanuit een opwekking wat bekend is geworden als de Azusa Street Revival in Los Angeles. Van hieruit zijn alle grote Pinksterdenominaties ontstaan, zoals de Assemblies of God, met wereldwijd 64 miljoen leden.
Met de Charismatische beweging wordt een stroming aangeduid binnen bestaande (traditionele) christelijke kerken, waarbij ruimte is voor het geloof in, en het beoefenen van de gaven van de Geest. Het historische begin hiervan wordt toegeschreven[4] aan de publieke bekendmaking van de Episcopaalse priester Dennis Bennett dat hij in tongen sprak in het voorjaar van 1960 in de Verenigde Staten.
De ‘derde golf’ was jarenlang een aanduiding voor de Vineyard beweging, een kerkgenootschap o.l.v. John Wimber, die bekend geworden is door zijn nadruk op ‘tekenen en wonderen’. Het is in deze beweging en wat Anderson de neo-Charismatic Churches noemt, waarbij men de overtuiging heeft dat God het ambt van profeet (maar ook van apostel) zal herstellen. Auteurs die deze overtuiging aanhangen zijn o.a. C. Peter Wagner, Jack Deere, Mike Bickle, David Pytches, Bill Hamon en vele anderen. Deze kerken hebben vaak een conservatief-evangelische achtergrond.
De Assemblies of God, als grootste traditionele Pinksterdenominatie, distantieert zich juist nadrukkelijk van dit idee dat deze titels nog gebruikt moeten worden, hoewel ze wel de functie ervan verwelkomt:[5]
“Prophets in the New Testament are never described as holding a recognized office or position as in the case of pastors and evangelists.”
2. Ontwikkeling van het ambt van profeet in de vroege kerk
Profeten zijn niet bij de vroege kerk begonnen, maar spelen in het Oude Testament ook al een grote rol als de boodschappers die de woorden van God doorgaven. “Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten,” (Hebr. 1:1). Zowel Aune[6] als Robeck[7] beschrijven dat profetie (en profeten) niet alleen in Israël voorkwam, maar een wezenlijk onderdeel was van het godsdienstige leven in het Midden-Oosten en de Grieks-Romeinse tijd. Dit was vaak in combinatie met vormen van waarzeggerij of plaatsen waar orakelen konden worden geraadpleegd, zoals in Delphi.
“On the whole, divination and prophetic, even apocalyptic, activity were present throughout the Near East and running both prior to and concurrent with Israel’s own prophetic period.”[8]
Volgens Robeck waren de kerkvaders, zoals Justinus de Martelaar en ook Origines en Tertullianus, unaniem in hun veroordeling van de profetische activiteiten in de Griekse en Romeinse godsdienst, omdat zij de inspiratiebron als demonisch beschouwden. Het voorbeeld van het waarzeggende meisje in Hand. 16:16, duidt erop dat ook in het Nieuwe Testament deze activiteit voorkwam en ook door Paulus veroordeeld werd.
Profetie zoals dit aanwezig was in het vroege Christendom van de eerste twee eeuwen na Chr. noemt Aune ‘Christian prophecy’ of ‘congregational prophecy’.[9] Kay[10] noemt dit ‘post-pentecost prophecy’. Voor hem is dit ook ‘full congregational prophecy’.[11] Aune beschrijft dat de voornaamste bronnen die we hebben over deze vorm van profetie, het gedeelte van Paulus in 1 Kor. 12-14, de Didachè 10-13 en vooral de Handelingen der Apostelen zijn. Ook kan de Openbaring van Johannes[12] als een profetisch geschrift worden beschouwd.
“Acts contains a wealth of information regarding prophecy and other revelatory phenomena in earliest Christianity.”[13]
Om te begrijpen hoe profetie werkte en wat de rol en het mogelijk ambt van profeet inhield, zullen we dit dus eerst in het Nieuwe Testament moeten bestuderen.
Aune[14] beschrijft dat er twee standpunten zijn m.b.t. tot wie aanspraak kon maken op de titel van profeet. Het eerste standpunt is dat ‘congregational prophecy’ de dominante vorm van profetie was, die werd beoefend in het vroege christendom, waarbij iedereen kon profeteren en dat slecht weinigen de rol van profeet vervulden. Het andere standpunt is dat het profeteren was voorbehouden aan een kleine groep mensen die een erkende rol van profeet hadden in de kerk. In het Nieuwe Testament wordt het zelfstandig naamwoord prophêtês 19 keer gebruikt en bij de Apostolische Vaders 21 keer. Uit de woorden van Paulus aan de gemeente in Korinte kunnen al wat voorzichtige conclusies worden getrokken over de gedachten van Paulus. Paulus noemt degenen die profeteren ‘profeten’ (1 Kor. 14:29, 32, 37). Voor Paulus zijn profeten ook door God aangesteld in de kerk (1 Kor.12:28-29), maar niet allen zijn profeet (1 Kor. 12:29). Ook de auteur van het boek Openbaring maakt diverse referenties naar profeten (Op. 11:18, 16:6, 18:20, 18:24, 22:6, 22:9). Hieruit valt af te leiden dat profeten een identificeerbare groep mensen waren, te onderscheiden van gewone gelovigen of apostelen. In het boek Handelingen opereren profeten vaak in (kleine) groepen (Hand. 11:27-8, 13:1-3, 15:32), hoewel Agabus daar de uitzondering op lijkt te zijn. De conclusie die Aune hier uit trekt is:
“In sum, it appears that these designated “prophet” in early Christianity were specialists in mediating divine revelation, not simply those who occasionally prophesied.”[15]
Volgens Aune was er geen officieel ‘ambt’ van profeet in de vroege kerk. Profeten waren degenen die de woorden van God doorgaven tijdens de liturgie, waarbij profetie dan een functie was i.p.v. een ambt.[16] De drie belangrijkste termen die Paulus noemt voor leiderschap in de vroege kerk (apostelen, profeten, leraren), komen volgens Aune alleen voor bij de brieven van Paulus. De belangrijkste leiderschapsrol in het vroege Christendom was dat van apostel, oorspronkelijk een titel voor de eerste twaalf discipelen van Jezus, maar later een meer algemene aanduiding voor zendelingen die rondreisden en het evangelie predikten. Volgens Aune is de profeet nooit echt geïntegreerd in de organisatorische structuur van de kerk. Datzelfde geldt volgens hem ook voor de apostel, maar dan om andere redenen namelijk:
“Apostleship was, by definition, a temporary task executed in a variety of different locations; it consisted largely of evangelization and the consequent foundation of new Christian communities.”[17]
Aune beschouwt profeten als een unieke vorm van leiderschap, omdat hun gezag van God kwam. Daarmee floreerden de profeten ook voornamelijk in de periode voordat de kerk volledig geïnstitutionaliseerd was en ook in ‘settings’ die minder gedefinieerd of gestructureerd waren. Naarmate de traditie en leer sterker ontwikkeld werd, moesten ook profeten hieraan voldoen, zoals blijkt uit de test in 1 Joh. 4:1-3.
Grudem[18] gaat uitgebreid in op de vraag of profeten een soort ‘charismatisch leiderschap’ vormden in de vroege kerk, zoals sommigen beweren. Degenen die deze mening aanhangen, gaan ervan uit dat het aanstellen van oudsten (en diakenen) een late ontwikkeling is, mogelijk zelfs na de tijd van Paulus. Grudem deelt deze mening niet en zegt dat er voldoende verwijzingen zijn naar ‘oudsten’ in Handelingen en de andere Nieuw Testamentische geschriften om aan te nemen dat de apostelen, samen met de oudsten de leidinggevende verantwoordelijkheid in de christelijke gemeenten hadden. Hij ziet geen bewijs in het Nieuwe Testament dat profeten een leidinggevende rol hadden in de gemeente, hun taak was immers om op te bouwen en te bemoedigen. (zie Hand. 15:32).
Een belangrijk (vroeg) document wat ingaat op het omgaan met profeten (vooral de rondreizende profeten) is de Didachè, een geschrift van een onbekende auteur, vermoedelijk geschreven rond 100 n. Chr. in een plattelandcontext in Syrië. In dit boek blijkt dat er in de na-apostolische periode nog steeds sprake is van diverse ambten zoals profeten, apostelen en leraars. Blijkbaar was het gebruikelijk dat zij rondreisden (Did. 11:1-12), en de Didachè geeft voorschriften hoe daar mee om moet worden gegaan, maar werd het zeer gewaardeerd als zij zich ergens permanent vestigden (Did. 13:1-7). Niet elke gemeente had blijkbaar een eigen residentiële profeet (Did. 13:4). Door zich ergens te vestigen, kan de rol van een profeet wel veranderen.
“The need for settled leadership to counter deception is apparent in the Didache where prophets are urged to settle with a local congregation. Where such a prophet permanently settled, his authority would immediately have been recognized and he would, to all intents and purposes, have become a monarchical bishop.”[19]
De rondreizende profeten moesten wel getoetst worden op hun gedrag en levensstijl (Did. 11:7-12). Dat geeft aan dat hun gezag niet onbeperkt is, wat al zou moeten blijken uit de opdracht van Paulus om profetie te toetsen (1 Kor. 14:29). In de Didachè ligt volgens Aune het hoogste gezag dan nog niet bij een bepaald ambt, maar bij de gemeenschap.
“By insisting that true prophets conform to particular community norms, the communities exerted enormous pressure on these itinerant prophets to conform to Christian expectations. In this sense the prophets of the Didache are clearly subordinate to the communities they serve.”[20]
3. Verdwijnen van het ambt van profeet
Het is een historisch gegeven dat de kerk zich in de loop der eeuwen is gaan institutionaliseren, een proces dat zich volgens Aune[21] niet overal in het Grieks-Romeinse rijk in hetzelfde tempo voltrok.
“The institutionalization of early Christianity involved not only the establishment of regular leadership within a coherent organizational, but also the development of traditions and customs as well as specialized roles, social rules, and social values.”[22]
Door deze sociale veranderingen was er volgens Aune weinig plaats meer voor profeten. De institutionalisering hield ook in dat de andere ambten groeiden in hun gezag en autoriteit. Ook heeft de voortgaande Hellenisering van de kerk er voor gezorgd dat het enthousiasme en de extase van de profeten in toenemende mate werd vervangen door de meer rationele en didactische vormen van de leraren, predikers en theologen. Hun gezag was niet gebaseerd op goddelijke openbaringen, maar op de uitleg van de traditie en de Schriften. Deze institutionalisering van de kerk wordt in sommige kringen (bijvoorbeeld evangelischen en de Pinksterbeweging) als negatief gezien. Aune noemt dit in een voetnoot[23] een theologische evaluatie, terwijl volgens hem alle sociale bewegingen gaan institutionaliseren òf gaan verdwijnen. Zonder institutionalisering zou de kerk dus niet meer bestaan.
Clifford Hill[24] bevestigt dat met het institutionaliseren van de kerk het gezag verschuift en gaat verder in op dit groeiende conflict m.b.t. gezag en autoriteit. Zeker met de komst van het Montanisme (170 n. Chr.), komen een aantal zaken op dit terrein scherper naar voren.
“The Montanists’ claim to divine revelation directly through the Holy Spirit meant that they were claiming an authority greater than that of the bishops.”[25]
Hill noemt de periode vanaf het einde van de 2e eeuw een periode van overgang.[26] Profetie kwam al niet meer zoveel voor, maar door het Montanisme kwam dit in een aantal gebieden (centraal Turkije, maar ook Noord Afrika door de invloed van Tertullianus) weer terug. Uiteraard legden zij op een aantal punten andere accenten (levensstijl, wederkomst, vrouw in het ambt), maar volgens Hill was de gezagskwestie het breekpunt. Volgens hem hadden de kerkleiders de ambitie om voor zichzelf absoluut gezag te verwerven. In deze tijd was de canon van de Bijbel nog niet voltooid en waren er een groeiend aantal leringen die als ketters werden gezien, omdat ze bepaalde aspecten van het evangelie zouden verminken. Hill vindt het dus begrijpelijk dat de bisschoppen alles gingen onderdrukken wat verdeeldheid (of verwarring) kon brengen. Institutionalisering leidde tot een groeiend gezag bij de bisschoppen en profetische openbaringen werden beschouwd als een bedreiging van hun gezag. Een eeuwenlange vervolging van het Montanisme was het gevolg, maar zij kon zich nog handhaven in Noord Afrika tot de vierde eeuw en in Turkije tot de 6e eeuw. Hill noemt dit ‘a sad chapter in the history of the church.”[27]
De strijd tegen het Montanisme bracht wel meer eenheid (vooral op leerstellig gebied) in de kerk en heeft ook de vorming van de canon versneld.
“In the formative period of church order, doctrine and practice, it was important to establish the source of authority or the result would have been spiritual anarchy and the church would have been engulfed in heretical sects and syncretistic cults.”[28]
Maar deze eenheid was wel tegen een hoge prijs, zeker voor degenen die voorstander zijn van de bediening van profeten en het gebruik van de gaven van de Geest:
“Unity within the church was achieved at the expense of prophetic revelation.”[29]
Robeck ziet (in navolging van Adolf van Harnack) de vorming van de canon ook als één van de redenen van het teruglopen van het gebruik van de gaven van de Geest en profetie in het bijzonder.[30] Ook werden de gaven in toenemende mate geïdentificeerd met het leiderschap van de kerk en de bisschoppen in het bijzonder. De slechte reputatie van het Montanisme (uiteindelijk) en de groeiende macht en invloed van het ambt van bisschop, zorgden ervoor dat de noodzaak voor de bediening van profeet zo goed als verdween, hoewel dit volgens Hill in de marge van (maar ook buiten) de kerk nog wel voorkwam. Hill citeert Karl Rahner, een Rooms Katholiek theoloog die zegt:
“In fact, there has always been the charismatic element in the church”[31]
Anderson[32] bevestigt het gebruik van de gaven door de eeuwen heen, maar weet dit ook te relativeren. Hij zegt:
“But all these were isolated and unusual events in the lives of saints and mystics, certainly not expected to be part of ‘normal church life’.”
Trevett schreef een gezaghebbend boek[33] over het Montanisme, waarin zij ook de strijd om het gezag herkent tussen het Montanisme en de bisschoppen. Zij benadrukt in haar boek ook één van de kenmerken waar het Montanisme bekend om is geworden, namelijk vrouwelijke profeten. Een ander probleem wat zij onderkent was dat het Montanisme met nieuwe openbaringen kwam. Deze combinatie was te bedreigend voor de meeste kerkleiders van die tijd, volgens Trevett:
“On the other hand, the Prophecy meant that the reliability of sober, learned, male catholic leaders might be challenged on the basis of allegedly new insights, or of prophetic and other charismatic powers and even by women.”[34]
Uiteindelijk heeft het Montanisme geen nieuwe leringen gebracht of zijn hun geschriften in de canon van de Bijbel opgenomen en hebben de discussies over de geschriften die het Montanisme inspireerden (het Johannes evangelie, de Openbaring en wellicht de Hebreeën brief) de vorming van de canon zelfs vertraagd, omdat de kerk achterdochtig was over de geschriften die het Montanisme zouden hebben geholpen. Dit bevorderde dus een zeker conservatisme en het vertrouwen op dat wat al bekend was.
“Reliance on the insights of time past was safer, especially if the Church could keep a hold on the ‘correct’ interpretation of those insights. Present revelation was disturbing, brought problems of testing and challenged established authority.”[35]
Het Montanisme, ongeacht hoe men hier over denkt, kan dus gezien worden als het keerpunt in het omgaan met profetie en profeten. Dit zal nog eeuwenlang zo blijven, tot aan het begin van de 20ste eeuw:
“From the time of the elimination of the Montanists in the sixth century, there was no major movement emphasizing prophetic revelation and the exercise of spiritual revelation until the Pentecostal movement of the twentieth century.
David Pytches[36], een charismatische Engelse Anglicaanse priester, wijt het verdwijnen van de gave van profetie (en daarmee indirect dus ook de bediening van profeet) aan het koppelen van de gaven van de Geest met de (kinder) doop en later de belijdenis. De doop was (of werd) een initiatie ritueel waar de geestelijke gaven werden ontvangen. Hiermee werden de charismata onderdeel van de liturgie en kon alleen maar worden doorgegeven door erkende ambtsdragers in de kerk in plaats van dat de gaven rechtstreeks van God komen (of kunnen komen) evt. buiten de kerkelijke hiërarchie om. Pytches vindt het onbestaanbaar dat God alleen maar zou kunnen werken binnen de orde van de kerk en betreurt het dat mede op deze wijze de gave van profetie is verdwenen. De volgende stap in de kerkgeschiedenis was dat de bisschoppen en diakenen de taak van de profeet overnamen, waardoor het profetische woord alleen nog maar klonk via de prediking, zoals geïnterpreteerd door de erkende ambtsdragers in de kerk.[37]
“prophecy declined to some extent in the early church…because of an increasing emphasis on the authority of the bishops. The established Church seemed at last to have God and prophecy nicely ordered. But the problem still exists; the wind will always blow wherever it pleases.”[38]
Het is duidelijk dat Pytches niet gelukkig is met deze ontwikkelingen die er zijn geweest in de vroege kerk en hij is dan ook één van degenen die een voorstander is van de invoering van het ambt van profeet in de kerk van vandaag.[39]
Aune signaleert in de vroege kerk een conflictgevoeligheid tussen de profeten en de ‘church officials’. Hij ziet de kwetsbaarheid van de profeten, mede door de (groeiende) kracht van het conservatisme in de Christelijke traditie.
“Further, ecclesiastical authorities could always discredit a prophet by charging him with transgressing the norms of Christian behavior and thus regarding him as a charlatan, or by charging him with propagating deviant forms of teaching and associating him with demon passion.”[40]
Bibliografie
- Anderson, Allen (e.a.), Studying Global Pentecostalism Theories + Methods (Berkeley: University of California Press, 2010).
- Anderson, Allen, An introduction to Pentecostalism (Cambridge: Cambridge University Press, 2010 (fifth printing)).
- Aune, David E., Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World (Eugene: Wipf and Stock Publishers, 1983).
- Barrett, David B., World Christian Encyclopedia Volume 1 (Oxford: University Press, 2001, second edition).
- Broeyer, F.G.M. (red), Profetie en godsspraak in de geschiedenis van het christendom (Zoetermeer: Boekencentrum, 1997).
- Grudem, Wayne, The Gift of Prophecy In the New Testament and Today (Eastbourne: Kingsway Publications, 1998).
- Herwijnen, Dr. W. Van, Rentree van de profetie (xxx: Primo Vere, 2010).
- Hocken, P.D., artikel ‘Charismatic Movement’, uit The New International Dictionary of Pentecostal Charismatic Movements (Grand Rapids: Zondervan, Fourth printing with corrections – October 1990).
- Hill, Clifford, Prophecy Past & Present (Guilford: Eagle, 1989; Revised and updated edition 1995).
- Jefford, Clayton N. (Ed.), The Didache in Context Essays on Its Text, History and Transmission (Leiden: E.J. Brill, 1995).
- Kay, William K., Prophecy! (Doncaster: Lifestream Publications, 1991).
- Pytches, David, Some Said It Thundered (London: Hodder and Stoughton, 1990).
- Pytches, David, Prophecy in the local church (London: Hodder and Stoughton, 1993).
- Robeck, Jr., C.M., artikel ‘Gift of Prophecy’, uit The New International Dictionary of Pentecostal Charismatic Movements (Grand Rapids: Zondervan, Fourth printing with corrections – October 1990).
- Trevett, Christine, Montanism, Gender, authority and the New Prophecy (Cambridge: Cambridge University Press, 2002).
Voetnoten:
[1] David B. Barrett, World Christian Encyclopedia Volume 1 (Oxford: University Press, 2001, second edition). p.19-22
[2] Allen Anderson, (ea), Studying Global Pentecostalism Theories + Methods, Berkeley: University of California Press, 2010, p.16-20
[3] Anderson, (ea), Studying Global Pentecostalism Theories + Methods, p.17
[4] Volgens P.D. Hocken in een artikel ‘Charismatic Movement’, uit The New International Dictionary of Pentecostal Charismatic Movements (Grand Rapids: Zondervan, Fourth printing with corrections – October 1990). p.130
[5] Bron: http://ag.og/top/belifs/topics/sptlissues_prophets_prophecies.cfm (geraadpleegd 22-5-2012)
[6] David E. Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World (Eugene: Wipf and Stock Publishers, 1983). p.23-79
[7] C.M. Robeck, Jr., artikel ‘Gift of Prophecy’, uit The New International Dictionary of Pentecostal Charismatic Movements (Grand Rapids: Zondervan, Fourth printing with corrections – October 1990). p.728-730
[8] C.M. Robeck, Jr., ‘Gift of Prophecy’, p.729
[9] Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.189-200
[10] William K. Kay, Prophecy!, Doncaster: Lifestream Publications, 1991, p.12, 64
[11] Kay, Prophecy!, p.71
[12] Zie Op. 1:3; 22:10
[13] Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.191
[14]Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.195-198
[15] Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.198
[16]Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.201, 9
[17]Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.203
[18]Grudem, Wayne, The Gift of Prophecy In the New Testament and Today (Eastbourne: Kingsway Publications, 1998). p.183-189
[19] Clifford Hill, Prophecy Past & Present (Guilford: Eagle, 1989; Revised and updated edition 1995).p .259
[20] Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.209
[21] Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.203
[22] Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.204
[23] Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.406
[24] Clifford Hill, Prophecy Past & Present (Guilford: Eagle, 1989; Revised and updated edition 1995).
[25]Hill, Prophecy Past & Present, p.265
[26]Hill, Prophecy Past & Present, p.253-269
[27]Hill, Prophecy Past & Present, p.265
[28]Hill, Prophecy Past & Present, p.265
[29]Hill, Prophecy Past & Present, p.265
[30] Robeck, Jr., ‘Gift of Prophecy’, p.737
[31]Hill, Prophecy Past & Present, p.268
[32] Allen Anderson, An introduction to Pentecostalism, Cambridge: Cambridge University Press, 2010 (fifth printing), p.23
[33] Trevett, Christine, Montanism, Gender, authority and the New Prophecy (Cambridge: Cambridge University Press, 2002).
[34]Trevett, Montanism, Gender, authority and the New Prophecy, p.136
[35] Trevett, Montanism, Gender, authority and the New Prophecy, p.137
[36] David Pytches, Prophecy in the local church (London: Hodder and Stoughton, 1993). p.158-159
[37]Pytches, Prophecy in the local church, p.160
[38]Pytches, Prophecy in the local church, p.160
[39] David Pytches, David, Some Said It Thundered (London: Hodder and Stoughton, 1990). p.143
[40] Aune, Prophecy in Early Christianity and the Ancient Mediterranean World, p.205