NT Wright, Verrast door hoop Hoofdstuk 11 (samenvatting)Vagevuur, paradijs en hel.

1. Inleiding
Tot aan de zestiende eeuw dacht de meerderheid van de christelijke, westerse kerk dat de kerk uit drie delen bestond. Allereerst de triomferende kerk, die bestond uit de heiligen die al in de aanwezigheid van God waren gearriveerd. Deze heiligen hadden ook hun eigen feestdagen, Allerheiligen. Daar tegenover stond de strijdende kerk, de gemeenschap van gelovigen in dit huidige leven. Als laatste was daar de wachtende kerk, de gelovigen die wachten in het vagevuur, een ingewikkeld onderwerp.

2. Het vagevuur
Het vagevuur is een typisch Rooms Katholiek leerstuk. De ooster-orthodoxe kerk kent het niet en de kerken van de reformatie hebben het om Bijbelse en theologische gronden afgewezen. De belangrijkste uitspraken over het vagevuur komen van Thomas van Aquino en Dante in de dertiende en veertiende eeuw. In die periode is heel veel tijd en energie gestoken om dit leerstuk te ontwikkelen. In de kern komt het er op neer dat de meeste christenen tot aan hun dood in zekere mate zondig bleven en daarom zowel straf als zuivering nodig hadden. Door de gebeden en missen van de strijdende kerk, maar vooral door aflaten, waartegen Luther zich zo verzette, kon de periode in het vagevuur aanzienlijk verkort worden. De laatste jaren hebben de RK theologen Karl Rahner en kardinaal Ratzinger (de vorige paus Benedictus XVI) geprobeerd om dit leerstuk te moderniseren of af te zwakken. Aan de andere kant signaleert Wright met name in de Anglicaanse kerk, maar ook door de invloed van het universalisme, een trend die inhoudt dat we eigenlijk nog niet klaar zijn voor de eeuwigheid. Na onze dood zullen we nog een ‘reis’ moeten maken die ons uiteindelijk bij God brengt. Zo kom je uit op een soort vagevuur voor iedereen. Het is niet erg plezierig, maar ook geen straf.

Wright plaatst hier vier kanttekeningen bij voor ons om ons goed te realiseren.

Ten eerste ligt de opstanding nog in de toekomst. Dit wordt door alle christelijke kerken geleerd. Het gebruik van het woord ‘hemel’ voor onze uiteindelijke bestemming is eigenlijk misleidend. Onze uiteindelijke bestemming is om opgewekt te worden met een nieuw, verheerlijkt lichaam naar de gelijkenis van Jezus Christus. De opstanding is niet hetzelfde als ‘het leven na de dood’, het is het leven na het ‘leven na de dood’.

Ten tweede geeft het Nieuwe Testament niet aan dat er onderscheid is tussen de gelovigen die wachten op de definitieve opstanding. Alle christenen worden ‘heiligen’ genoemd. Het enige onderscheid waar we van lezen is in 1 Kor. 3 waar er christelijke werkers zijn die met goud, zilver en edelstenen hebben gebouwd, tegenover degenen die dit deden met hout, hooi en stro. Maar beide groepen zijn gered en wachten op dezelfde bestemming. Ook lezen we dat de eersten die de laatsten zullen zijn, maar niets over een onderscheid in de toestand waarin gelovigen zullen verkeren na hun dood. Kortom, alle gelovigen, levend en dood, worden ‘heiligen’ genoemd en alle gestorven gelovigen worden als zodanig gezien en behandeld.

Ten derde gelooft Wright daarom niet in het vagevuur als een plek, een tijd of een toestand. Het is zo wie zo een westerse uitvinding van latere datum, zonder enige ondersteuning vanuit de Bijbel. Zelfs Rooms Katholieke theologen trekken het tegenwoordig in twijfel. De dood zelf vernietigt alles wat zondig is, dat is geen magie, maar gezonde theologie. Daarna valt er niets meer te zuiveren. Ook is er geen straf meer voor een christen volgens Rom. 8:1 en 8:38-39. Zo komt Wright tot de conclusie dat Paulus bedoelt dat het huidige leven als een soort vagevuur functioneert. De mythe van het vagevuur ziet hij als een allegorie, een projectie van het heden op de toekomst. Daarom spreekt het vagevuur zo tot de verbeelding.

3. Het paradijs
Het vierde punt is dat alle overleden christenen in dezelfde toestand verkeren, die van een rustgevende vorm van geluk. Dit zou je als een soort ‘slaap’ kunnen omschrijven, maar niet als een vorm van onbewustheid. Zoals eerder gezegd is dit niet de definitieve toestand van een christen. Wright beschrijft deze periode als een toestand waarin de gestorvenen stevig worden vastgehouden in de bewuste liefde van God en de bewuste aanwezigheid van Jezus Christus. Je zou dit ‘hemel’ kunnen noemen, maar het Nieuwe Testament gebruikt het woord ‘hemel’ op een andere manier. Omdat zowel de overleden heiligen als wijzelf in Christus zijn, delen wij met hen in de ‘gemeenschap der heiligen’. Volgens Wright kunnen we dan ook voor hen en met hen bidden. Niet zoals in de Middeleeuwen gebeurde om hen zo snel mogelijk het vagevuur uit te bidden, maar uit liefde, om hen in liefde voor God te brengen. De Bijbel zegt nergens dat de overledenen ook voor ons bidden. Ook moeten wij niet tot hen bidden. Wright noemt het aanroepen van de heiligen in feite een stap terug naar het heidendom waar de reformatoren zo tegen waarschuwden. Het hele idee van heiligenverering is begonnen bij het respect wat men voor de gestorven martelaren had in de vroege kerk. Later werd iedereen vereerd die zich op een of andere manier had onderscheiden als christen. Wright noemt dit één grote oefening in zinloosheid. Dus voor Wright bestaat de ‘triomferende kerk’ bestaande uit alleen de heiligen in de hemel niet. De wachtende en strijdende wel. Zijn oproep aan alle kerken is dan ook om regelmatig bezig te zijn met de vraag naar wat er onmiddellijk na het sterven gebeurt, alsook naar onze uiteindelijke bestemming. Vooral moeten we de centrale hoop van de uiteindelijke opstanding begrijpen.

4. De hoop voorbij, het medelijden voorbij
In wezen gaat het hier om de vraag ‘en hoe zit het nu met de hel?’. Over die vraag kan wel een heel boek worden geschreven. Een deel van het probleem is ook hier dat het woord ‘hel’ meteen weer een bepaald beeld oproept dat sterker is bepaald door de Middeleeuwen dan door de Bijbel of de vroege kerk. Veel mensen zijn opgegroeid met het idee dat de hel een letterlijke plek onder de grond is die gevuld is met wormen en vuur, of als een soort martelkamer. Veel mensen besluiten later dat ze niet meer in een dergelijk kinderachtig beeld kunnen geloven en worden atheïst of universalist. Wright denkt dat er betere redenen zijn om atheïst te worden dan te geloven in een platte karikatuur. Beter is te kijken wat de Bijbel zegt over het woord ‘hel’. In het Nieuwe Testament is het meest gebruikte woord dat met ‘hel’ wordt vertaald gehenna. Gehenna was niet zomaar een idee, maar een bestaande plek, een vuilnisbelt aan de zuidwest kant van Jeruzalem. Deze plek is daar nog steeds onder de naam van het dal van Ge Hinnom. Jezus verwees naar de smeulende vuren van die plek als hij het over Gehenna had. (Matt. 23:33). (Zie appendix 1 van het boekje van Henk Rothuizen over alle ‘hel’ teksten in het Nieuwe Testament. Hier zie je dat het wel degelijk uitmaakt welke Bijbelvertaling je gebruikt!) Veel van deze teksten lijken er mee te maken te hebben dat je gedrag dat je nu op aarde mee bezig houdt, er wel degelijk toe doet. Wel zijn er twee gelijkenissen in de Bijbel die wel lijken te suggereren dat er in het hiernamaals een brandend vuur als straft wacht. (Luc. 12:35-59; 16:19-31). Ten eerste zijn het gelijkenissen en geen feitelijke omschrijvingen van het leven na de dood. En ten tweede gaat de gedeelten over hoe je moet leven en gerechtigheid en genade moet tonen aan je medemens. Jezus heeft gewoon niet erg veel over het ‘leven na de dood’ gesproken. Zijn primaire taak was ook om te verkondigen dat het koninkrijk van God ‘op aarde zoals in de hemel’ zou komen. Jezus leerde geen nieuwe dingen over het hiernamaals en bleef dicht bij de Joodse gedachten hierover.

Wel vertelt Jezus een verrassend verhaal over het scheiden van de schapen en de bokken in Matt. 25:31-46. Ook hier gaat alles weer over gedrag in dit leven en kan de laatste zin een aanwijzing zijn van het belang daarvan.

De hel en/of het laatste oordeel zijn ook in de brieven niet prominent aanwezig (behalve Rom. 2:1-16), in Handelingen wordt het helemaal niet genoemd, blijft over de levendige beelden uit het boek Openbaring, maar die zijn weer het moeilijkst met zekerheid uit te leggen. Dit moet ons waarschuwen zowel tegen degenen die zeker weten wie naar de hel gaan (bijvoorbeeld door bepaald gedrag), alsook degenen die zeker weten dat een dergelijke plek niet bestaat, of als hij bestaat, leeg is. Deze laatste vorm van universalisme was lange tijd populair onder vrijzinnige theologen. Maar de laatste 20 jaar is het theologische vrijzinnigheid op z’n retour volgens Wright omdat het teveel stoelde op het menselijke optimisme van de Westerse samenleving. Door de toename van oorlogen en andere grote wereldproblemen is de noodzaak en besef van een oordeel weer toegenomen. Het kwaad moet veroordeeld worden, dit is het enige alternatief voor chaos.

God is vast van plan om alles in de wereld uiteindelijk recht te zetten. Dit leerstuk wordt, net als dat van de opstanding zelf, stevig op zijn plaats gehouden door het geloof in God de schepper aan de ene, en het geloof in Gods goedheid aan de andere kant. En dat rechtzetten van God houdt onvermijdelijk in het elimineren van alles wat Gods goede en heerlijke schepping vervormt, en in het bijzonder van alles wat de mensen als zijn beelddragers schendt en bekladt. Dit kunnen grote maatschappelijke problemen zijn zoals volkenmoord, kinderprostitutie, rassendiscriminatie. Ook het Nieuwe Testament kent dergelijke lijstjes, die functioneert als een stoplicht dat waarschuwt voor een weg die recht op een afgrond zonder hek afgaat. Volgens Wright komt dit voort uit drie dingen. Ten eerste de oerzonde van afgoderij om dingen te aanbidden dat niet God is. Ten tweede vertonen ze allemaal de kenmerken van de zonde die daarvan het gevolg is, namelijk het falen om Gods beeld volledig te weerspiegelen. De Bijbel gebruikt hiervoor het woord hamartia (zonde). Zonde is dus meer dan het breken van willekeurige regels. Ten derde, als deze twee genoemde zaken zich voorzetten in mensen of groepen mensen, zij meewerken aan hun eigen ontmenselijking.

Hiermee hebben we volgens Wright de kern te pakken van de manier waarop we de leer van het laatste oordeel in onze tijd kunnen herformuleren. Als Wright zowel de krant als het Nieuwe Testament leest, kan hij zich niet voorstellen dat er geen uiteindelijke veroordeling zal zijn. Hoe dat in de praktijk zal werken, daar lopen de meningen uiteen. Er zijn doorgaans drie opvattingen.

Ten eerste het traditionele standpunt dat iedereen die Gods verlossing afwijst, in een eeuwige marteling terecht komt, waar ze zich ook van bewust zijn. Dit is een eindeloze straf.

Het tweede standpunt is het universalisme (vaak alverzoening genoemd), die zegt dat God aan iedereen genade zal betonen of dat God de mensen in het hiernamaals nog een keer de kans geeft om voor hem te kiezen berouw te tonen, totdat iedereen uiteindelijk aan het aanbod van Gods liefde heeft toegegeven.

Een derde variant is een tussenweg van ‘voorwaardelijke onsterfelijkheid’, namelijk wie Gods liefde afwijst in dit leven, houdt gewoon op te bestaan. Dit zou kunnen omdat onsterfelijkheid geen ingeboren eigenschap van mensen is. Dit wordt ook wel ‘annihilationisme’ genoemd. Hierbij worden mensen niet actief vernietigd, maar dit gebeurd omdat ze weigeren het geschenk aan te nemen dat hun wordt voorgehouden en dat zij structureel afwijzen.

Wright komt nog met een vierde visie die hij zelf aanhangt en de goede punten van bovenstaande probeert te combineren. Henk Rothuizen noemt dit ‘verdamping’(p.33) in zijn boek Exit. Het komt er op neer dat de mensen door zijn verkeerde keuzes over een langere termijn een wezen wordt dat ooit mens was, maar dat niet langer is. Hij is een schepsel geworden dat Gods beeld in geen enkel opzicht meer weerspiegelt.

Uiteindelijk bekent Wright dat we het hier hebben over een van de meest duistere theologische thema’s. Zijn conclusie is dat deze wereld de goede schepping is van de ware God en dat Hij uiteindelijk het oordeel zal vellen waarover de hele schepping zich zal verheugen.

5. Conclusie: menselijke doelen en de nieuwe schepping
Er komt uiteindelijk een eindoordeel voor ‘diegenen die zich laten leiden door onrecht.’ (Rom. 2:8). Ook spreekt Openbaring 21 en 22 van een categorie mensen die ‘buiten’ zullen zijn. Maar ook lezen we in Openb. 22:2 over een boom, waarvan de bladeren genezing aan de volken zullen brengen. Dit betekent dat God altijd een God van verassingen zal zijn. De uiteindelijke vraag draait dan ook niet om de ‘hemel en de hel’. Ook niet de vraag wat er met mij gebeurd als ik sterf.

De belangrijke, centrale, allesbepalende vraag is naar Gods doel en plan om de hele wereld, de hele kosmos te redden en te herscheppen. Onze eigen, individuele bestemming is ter sprake gekomen, omdat het deel uitmaakt van een veel groter verhaal en dat we binnen dat verhaal een wezenlijke rol kunnen spelen.

Op welke manier zal Gods nieuwe schepping tot stand komen? Op welke manier kunnen wij mensen een bijdrage leveren aan de vernieuwing van de schepping? Dus niet hoe komen wij in de hemel, maar hoe kan God door middel van de mensen zijn schepping gaan verlossen en vernieuwen en hoe hij als onderdeel daarvan ook mensen zelf gaat redden. De uitdaging is om het Nieuwe Testament in het licht van deze vragen te lezen en dan komen we bij de vraag naar de missie van de kerk. Daarover gaan de laatste vier hoofdstukken van het boek van Wright.

 

Verrast door hoop

https://www.bol.com/nl/p/verrast-door-hoop/1001004006923117/

 

 

 

 

Vier manieren om Openbaring uit te leggen.

Regarding an approach to interpreting the book of Revelation, Luther said, “Everyone thinks of the book whatever his spirit imparts!” There are four basic schools of interpretation, however.

1) Preterist/Contemporary-Historical—this school states that the author was writing about the first century Church’s clash with Rome (the beast of Revelation 13). According to the preterists, John has “nothing more in mind than [the first century  Church’s] situation.”  “The Church was threatened with practical extinction in the face of impending persecution, and John wrote to confirm the faith of believers that even though terrible persecution was at the door, God would intervene, Christ would return, Rome would be destroyed and the kingdom of God shortly established.” Faced with the reality that this did not happen, the preterists hold that such is unimportant. The book served its purpose in strengthening and encouraging the first-century Church.

2) Historistic/Continuous-Historical—this school states that the book is an inspired forecast of the whole of human and Church history, especially the history of Western Europe and its Church from the first century to the Second Coming. Quite often in this school of thought, the Roman papacy is the beast and the Roman Catholic Church the false prophet (Revelation 12). One of the many problems with this school is that it claims Revelation is about the European Church, when it was in fact originally written to Asian churches.

3) Idealist/Symbolic—this school states that Revelation has relatively few references to specific events or persons in history. Rather, it is a symbolic portrayal of the spiritual conflict which exists between the kingdom of God and the kingdom of Satan. The beast, for example, is satanic evil rather than any specific person—past, present or future. “It simply sets out principles on which God acts throughout human history.” Whereas apocalyptic literature was a symbolic genre, the difficulty with this school is it fails to remember that apocalyptic also concerned itself with specific end times historical events.

4) Futurist—this school sees Revelation as largely a prophetic forecast of history, especially as it concerns the Church in this Age. The seven letters were addressed to seven historical churches; the seals represent the forces of history (however long they may last), used by God to work out His plan of salvation. Beginning with either Revelation 8 or 16 (scholars vary), the events pertain exclusively to God’s final will for human history, the Millennium and the Age to Come.

voetnoot: Dispensationalism is a sub-unit of the futurist school, sometimes termed the extreme futurist view. Dispensationalism opts for a literal interpretation of all biblical prophecy (except in cases where symbolism is obvious). “The seven letters are seen as seven successive ages of Church history symbolically portrayed. The character of the seven churches depicts the chief characteristics of the seven periods of Church history, the last of which will be a period of decline and apostasy (Laodicea). The rapture of John (4:1) symbolizes the rapture of the Church at the end of the age. Chapters 6-18 depict the period of the Great Tribulation– the last short but terrible period of Church history when the Antichrist will all but destroy God’s people. In the dispensational view, God’s people are Israel, restored to Jerusalem, protected by a divine sealing (7:1-8), with a rebuilt temple (11:1-3), who suffer the wrath of Antichrist. The Church is no longer on earth, for it has been caught up to be with the Lord in the air” (George Ladd, op. cit., pg. 12). In dispensationalism, the Millennium is the time when a Jewish theocracy, with the Temple, the sacrificial system, and the Law of Moses, is restored and the Old Testament prophecies concerning Israel’s future political triumph over the Gentiles are literally and physically fulfilled.


Bron: Gary Matsdorf, Revelation Commentary

http://www.amazon.com/What-must-soon-take-place/dp/0962812757

 

NT Wright, Verrast door hoop Hoofdstuk 10 (samenvatting) De verlossing van het lichaam

1. Inleiding
Zowel in de kerk als onder niet-christenen heerst verwarring over de bestemming van de gestorvenen, maar ook wat christenen op dit punt moeten geloven. Volgens Wright is dat niet nodig omdat de Bijbel absoluut helder is over dit onderwerp. Paulus spreekt in Rom. 8:23 over de ‘verlossing van ons sterfelijk bestaan.’ Wright zegt dan ook dat er geen enkele twijfel kan bestaan wat Paulus hier bedoelde: Gods kinderen hebben de belofte van een nieuw soort fysiek bestaan, dat de vervulling en verlossing van ons huidige lichaam is. In de vroeg christelijke kerk werd hier ook over geschreven, in latere eeuwen werd dit steeds minder en werd het verzwegen of verdraaid.

De stelling van Wright is dat het traditionele beeld van mensen die na de dood op reis gaan of naar de hemel of naar de hel, een ernstige vervorming en afzwakking van de christelijke hoop is. De lichamelijke opstanding is niet een losstaand stukje van die hoop. Het is juist het element dat Gods uiteindelijke plan vorm en betekenis geeft. We kunnen het dus niet weglaten of naar de marge verschuiven. We moeten beginnen om te kijken wat de Bijbel over de opstanding zegt en pas van daaruit over de hemel praten. Daarna kunnen we ook praten over hoe we nu in deze wereld leven (zie les 12)

2. De opstanding: het leven na ‘het leven na de dood’
Zowel als in het Griek-Romeinse heidendom als in het Jodendom bestonden verschillende ideeën over het leven na de dood, maar in de vroege kerk was de mening hierover gelijkgestemd en in lijn met de opvatting van Paulus. Bijvoorbeeld in Fil. 3:20-21, waar staat dat Jezus uit de hemel zal komen om ons huidige armzalige lichaam te veranderen in een heerlijk lichaam als het zijne. Dit vormt in een notendom hoe Paulus over dit onderwerp denkt. De opgestane Jezus is zowel model voor het toekomstige lichaam van de christen, als het middel waardoor dit tot stand komt. Ook Kol. 3:1-4 spreekt zich in vergelijkbare termen uit. ”En wanneer Christus, uw leven, verschijnt, zult ook u, samen met hem, in luister verschijnen.” Nog duidelijker is Rom. 8:9-11 “Want als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt, ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn Geest, die in u leeft.” God geeft het leven niet aan een ziel zonder lichaam, maar aan een sterfelijk lichaam. Ook Johannes laat zich in vergelijkbare termen uit. In 1 John. 3:1-3 lezen we “maar we weten dat we aan hem gelijk zullen zijn wanneer hij zal verschijnen, want dan we zien we hem zoals hij is.” Het opstandingslichaam van Christus in al zijn heerlijkheid en macht, is nog nauwelijks voor te stellen voor ons en dat zal model staan voor ons. Ook spreekt Jezus zich duidelijk uit over het moment van de opstanding. Joh. 5:25-29 “er komt een moment waarop alle doden zijn stem zullen horen en uit hun graf zullen komen: wie het goede heeft gedaan staat op om te leven, wie het slechte heeft gedaan staat op om veroordeeld te worden.” Ook in het OT vinden we vergelijkbare teksten zoals in Dan. 12:2, Jes. 26:19 en Eze. 37.

In Joh. 14:2 lezen we dat Jezus zegt dat er in het huis van zijn Vader vele woningen zijn. Velen zien dat als onze eindbestemming, maar Wright geeft aan dat het Griekse woord voor kamers (monai), juist duidt op een tijdelijke halte op de reis die je uiteindelijk heel ergens anders brengt. Zo moeten we ook de woorden van Jezus aan het kruis interpreteren als hij zegt “Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.” (Luk. 23:43). Paradijs betekent op vele plaatsen niet een uiteindelijke bestemming, maar een zalige tuin waar de doden mogen wachten op de dageraad van de nieuwe dag. Uiteraard volgt er nog een vervolmaking in de toekomst, waar de uiteindelijke opstanding een deel van zal zijn. Voor Lucas was het duidelijk dat het paradijs een tussenfase was, die dezelfde dag nog werkelijkheid zou worden, dus nog voor de opstanding (van Jezus) plaats zou vinden. Met Jezus komt de hoop voor de toekomst vandaag al naar ons toe.

Opstanding betekent niet ‘leven na de dood’. Het was een uitdrukking voor het nieuwe lichamelijke leven na het bestaan dat je onmiddellijk na je dood kent. Met andere woorden, het is het leven na het ‘leven na de dood’.

Wat moeten we met teksten zoals in 1 Petr. 1:4-5 waar staat dat ‘in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis wacht, de redding die aan het eind van de tijd zeker geopenbaard zal worden.’ Te snel denken dat dat we naar de hemel gaan om onze redding in ontvangst te nemen of daar te blijven. Daarmee gaan we ook andere Bijbelteksten verkeerd lezen die over de hemel gaan. Volgens Wright is het woord ‘hemel’ gewoon een eerbiedige manier om iets over God te zeggen, zodat een ‘schat in de hemel’ betekent ‘een schat in Gods nabijheid’ zoals ook uit andere teksten blijkt (Mat. 6:20, 19:21, Luk. 12:21, 1 Tim. 6:19). Daarmee betekent ‘hemel’ de plek waar God zijn bedoeling voor de toekomst bewaart. Maar niet de plek waar wij naar toe moeten gaan om van te genieten. Het is de plek waar het veilig opgeborgen blijft tot de dag waarop ze op aarde werkelijkheid worden. Gods toekomstige erfenis, de onvergankelijke nieuwe wereld en onze nieuwe lichamen worden voor ons bewaard, totdat ze in deze wereld, d.w.z. de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, de vernieuwde wereld, in gebruik genomen kunnen worden.

Ter aanvulling, het woord ziel (psyche) wordt in de Bijbel nooit gebruikt voor dat ‘stukje dat gered wordt’. Het slaat meer op ons als persoon of persoonlijkheid. We zijn al gered en op een dag zullen we die redding in complete fysieke vorm ontvangen.

3. De opstanding in Korinte
Voor de studie naar de opstanding kun je niet om Paulus heen. Die worden voornamelijk beschreven in 1 Kor. 15 en 2 Kor. 4 en 5. Wright geeft aan dat deze gedeelten lastig zijn en dat de meningen erover verdeeld zijn. In andere boeken van hem gaat hij er dieper op in en behandeld hier de hoofdlijnen. In 2 Kor. 4:7 zegt Paulus “Maar wij zijn slechts een aarden pot voor deze schat”. Uit hoofdstuk 4 zou je de conclusie kunnen trekken dat Paulus neerkijkt op het lichamelijke en dat het alleen om het geestelijke gaat. Zoals in 4:16 “Ook al gaat ons uiterlijke bestaan verloren, ons innerlijke bestaan wordt van dag tot dag vernieuwd.” Toch heeft Paulus het in hoofdstuk 5 over een ‘tent’ die voor ons klaar ligt, een nieuwe woning, een nieuw lichaam die in Gods sfeer (hemel) voor ons klaarligt en over ons huidige lichaam wordt aangetrokken (5:4).

De fout die we maken in ons Westerse denken is dat het stoffelijke tijdelijk is en (alleen) het niet-stoffelijke eeuwig. Dat is bij Paulus niet het geval. Zijn denken gaat uit van de Joodse theologie van de schepping, en bouwt daarop een theologie van een nieuwe schepping. “Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuw schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen.” (2 Kor. 5:17). Er komt een nieuw soort lichamelijkheid, die echter, vaster en lichamelijker is dan ons huidige lichaam. Ons huidige leven is volgens Paulus maar een schaduw van onze toekomstige ik, de persoon die we zullen zijn wanneer God het lichaam dat in de hemel voor ons klaar ligt, tevoorschijn haalt en over ons huidige lichaam heen trekt. Paulus maakt duidelijk dat we dit nog niet bereikt hebben. Voor het laatste oordeel voor de troon voor God (5:10) hebben we ook een lichaam nodig. Zie ook andere teksten zoals Daniël 12:2. Wellicht geldt dit zowel voor gelovigen als ongelovigen.

Het hart van de Nieuwtestamentische visie op de opstanding vinden we in 1 Kor. 15. De hoop van de opstanding vinden we door de hele brief heen. In de gemeente in Korinte waren er gelovigen die de opstanding ontkenden. (15:12) Vandaar dat Paulus begint met de opstanding van Christus als eersteling, en vervolgens dat dit ook voor de gelovigen geldt (15:22). Hoofdstuk 15 van de eerste Korintebrief vormt volgens Wright één grote echo van Genesis 1-3. Het bevat een theologie van een nieuw schepping, geen achterlaten van de oude schepping. Het hart van dit hoofdstuk is het uiteenzetten van de twee verschillende soorten lichamen, het huidige en het toekomstige. Door een verkeerde vertaling in de NBG (en wellicht ook andere vertalingen) lijkt het alsof Paulus het ‘aardse lichaam’ stelt tegenover het ‘geestelijke lichaam’. (15:44). Dit is geen correcte vertaling van de Griekse woorden. Het gaat namelijk om de tegenstelling tussen het huidige vergankelijke lichaam wat gaat sterven en het toekomstige onvergankelijke lichaam wat niet kan sterven. Dus niet het stoffelijke tegenover het niet-stoffelijke. De woorden die Paulus gebruikt zijn ‘psychikos’ en ‘pneumatos’. Dit zegt niets over het materiaal waar de dingen van gemaakt zijn, maar van de kracht of energie die de dingen in beweging zet. Ons huidige lichaam wordt geanimeerd door de psyche (de menselijke levenskracht), de uiteindelijk machteloos is tegen ziekte en de dood. In het toekomstige leven is Gods pneuma de motor, Gods levensadem, de krachtgevende energie van Gods nieuwe schepping. Vandaar dat ‘wat uit vlees en bloed bestaat geen deel kan hebben aan Gods koninkrijk’(15:50). Vlees en bloed betekent hier niet stoffelijk, maar tijdelijk. Daarmee gaat de echte tegenstelling tussen vergankelijke lichamelijkheid en onvergankelijke lichamelijkheid. Vandaar dat Paulus zegt in vers 15:58 ‘dat onze inspanningen nooit tevergeefs zijn.

Wright zegt: Het geloof in de opstanding van het lichaam omvat het geloof dat wat hier en nu in de kracht van de Geest in het lichaam gedaan wordt, in de uiteindelijke toekomst bevestigd zal worden op een manier waarnaar we nu alleen nog maar kunnen raden.

4. De opstanding: de latere debatten
Tot plusminus 200 n. Chr. hielden alle kerkvaders zich nog vast aan het leerstuk van de lichamelijke opstanding. Bovendien koppelden zij dit aan het leerstuk van de schepping en aan de leer van Gods rechtvaardigheid en uiteindelijke oordeel. Volgens Wright is de opstanding (net als in het Jodendom) het punt waar schepping en oordeel elkaar snijden. Vanaf Tertullianus (plusminus 200 n. Chr.) komen er allerlei vragen op naar de consequenties van de opstanding van het lichaam. Bijvoorbeeld de vraag wat er gebeurd als een kannibaal een christen opeet. Wie zal dan bij de opstanding welke stukken hebben? Ook Origines, Thomas van Aquina proberen deze vragen te beantwoorden. Omdat de mens qua lichaam steeds veranderd, zijn we fysiek steeds anders. Ondanks dat is er een zekere continuïteit. We zijn stof en tot stof zullen we terugkeren. Maar God kan met stof nieuwe dingen doen. Een klein deel van de theologen in de Middeleeuwen hield vast aan de leer van de lichamelijke opstanding. Een groot deel ging echter een andere kant op, waarbij ook het vagevuur als een soort tussenfase werd geïntroduceerd.

5. Herbezinning op de opstanding voor vandaag: wie, waar, wat, waarom, wanneer en hoe
Wie worden er uit de dood opgewekt?
Iedereen volgens Johannes en wellicht ook Paulus. Bij Paulus is er in ieder geval sprake van een speciale betekenis van de opstanding voor christenen.
Waar zal de opstanding plaatsvinden?
Op de nieuwe aarde, die dan al bij de nieuwe hemel is gevoegd. Dat is voor Wright de kern van alles wat hij in dit hoofdstuk over dit onderwerp wil zeggen. Ook zal er in deze nieuwe wereld geen overbevolking zijn.

Wat zal het opstandingslichaam precies zijn?
Een van de weinige moderne schrijvers die geprobeerd hebben dit te beschrijven is C.S. Lewis, vooral in zijn boek De grote scheiding. Daar schildert hij ons lichaam voor die steviger, echter en substantiëler is dan ons huidige lichaam. Dat is de opdracht en uitnodiging zoals we ook in 2 Kor. 4:17 kunnen lezen. “De geringe last die we tijdelijk te dragen hebben, brengt ons een eeuwige luister, die alles omvat en alles overtreft.” In de oudheid gingen ook veel vragen over de kenmerken die zo’n lichaam zou hebben. Zal onze neus nog dezelfde vorm hebben? Deze vragen zijn niet te beantwoorden. Wel kunnen we concluderen uit het voorbeeld van het Jezus’ opstanding dat zijn wonden nog steeds zichtbaar waren. Niet als bron van pijn en dood, maar als tekenen van zijn overwinning. Wat we in ieder geval weten, is dat het lichaam onsterfelijk zal zijn. We zijn de dood voorbij, zowel in tijdelijke zin, als in ontologische zin, d.w.z. dat het niet meer is onderworpen aan ziekte, verval en de dood. Vandaar de verwarring bij de discipelen toen ze het eerste en enige stukje van onvergankelijke lichamelijkheid zagen. Het woord ‘onsterfelijkheid’ kan ons soms op het verkeerde been zetten, als we dit ten onrechte interpreteren als ‘lichaamloze onsterfelijkheid’.  Paulus heeft het bij een opstandingslichaam altijd over een lichaam, maar dan een die niet meer aan de sterfelijkheid is onderworpen. We hebben het dus zeker niet over een ‘onsterfelijke ziel’. Volgens het Nieuwe Testament bezit alleen God onsterfelijkheid. De onsterfelijkheid die God ons geeft, is een geschenk en niet een ingeschapen eigenschap.

Waarom zullen we een nieuw lichaam krijgen?
Volgens de eerste christenen zouden we met dit nieuwe lichaam, het doel hebben om verstandig over Gods wereld te heersen. Er zal werk te doen zijn en we zullen ervan genieten. De talenten en vaardigheden die we in dit leven hebben, kunnen we daarvoor goed gebruiken. Over dit aspect van het opstandingsleven is het minst nagedacht. (Rom. 5:17, 1 Kor. 6:2-3, 2 Tim. 2:12, Openb. 1:6, 5;10, 20:4, 22:5). Het Bijbelse beeld van Gods toekomst houdt de vernieuwing van de hele kosmos in. Dit ligt in lijn van het beeld van Gen 1 en 2 waar de tuin weer verzorgd moet worden en de dieren nieuwe namen moeten krijgen. Dit zijn de richtingwijzers naar een grotere werkelijkheid, waar de meeste christenen maar weinig aandacht aan besteden. Ons nieuwe lichaam zal een geschenk zijn van Gods genade en liefde. Maar ook spreekt het Nieuwe Testament dat Gods komende zegen een beloning zal zijn. Niet als vervanging van rechtvaardiging door geloof alleen, maar meer als een resultaat van je inspanningen, zoals je beter wordt in sport door te oefenen of zoals je aan een goed huwelijk werkt. De ‘beloning’ is op een organische manier aan de activiteit verbonden. Het is niet willekeurig, maar altijd veel overvloediger en rijker dan een directe beloning naar werken. Vandaar dat Paulus zegt in vers 15:58 ‘dat onze inspanningen nooit tevergeefs zijn.

Wanneer zal de opstanding plaatsvinden?
Veelal werd gedacht dat dit meteen na ons sterven plaats zal vinden. Wright heeft daar grote moeite mee. Paulus zegt dat Christus de eerste vrucht is, en dat ieder die bij Hem hoort ‘bij zijn komst’ opgewekt zal worden. Ook Openb. 6:9-11 zegt dat de gestorvenen wachten op het moment dat ze opgewekt zullen worden. Dit is een tussenperiode die we zowel in het Joodse als christelijke denken tegenkomen. Voor Wright is de nieuwe schepping op een wezenlijke manier een voortzetting van de huidige. We kunnen niet zeggen dat die al aangebroken is, net zomin dat het opstandingsleven van Jezus al vóór zijn kruisiging bestond en actief was. Het nieuwe is niet slechts de vervanging, maar de transformatie van het oude. En aangezien die transformatie nog niet heeft plaatsgevonden, kan de opstanding, het centrale element daarvan, nog niet hebben plaatsgevonden. De tijd vormde ook een onderdeel van de oorspronkelijke schepping die goed was. Eeuwigheid betekent dan ook niet dat er geen tijd zal zijn. Waarschijnlijk zal die ook getransformeerd worden op een manier zoals we nu nog niet kunnen bedenken. De oude akker van ruimte, tijd, materie en zintuigen moet gewied, omgespit en ingezaaid worden voor een nieuwe oogst.

Hoe zal dat gebeuren?
In wezen gaat het hier om een geweldige nieuwe scheppingsdaad. Paulus zegt dat God ons een nieuw lichaam zal geven, hoewel er waarschijnlijk ook sprake van een zekere continuïteit zal zijn, zoals we bij Jezus zagen. Bij de vraag van het hoe, werd in de vroegchristelijke kerk steeds het antwoord gegeven dat het door de Geest zal gebeuren. De Geest die boven het water en de chaos zweefde en zo rijkelijk in Jezus woonde, dat we hem nu als de Geest van Jezus kennen. Dit noemt de Bijbel noemt dit de eerste vrucht, de aanbetaling, als garantie van wat komen gaat. De oude belijdenis spreekt over de ‘Heilige Geest, die Here is en levend maakt.’

Verrast door hoop

https://www.bol.com/nl/p/verrast-door-hoop/1001004006923117/