1. Inleiding
Zowel in de kerk als onder niet-christenen heerst verwarring over de bestemming van de gestorvenen, maar ook wat christenen op dit punt moeten geloven. Volgens Wright is dat niet nodig omdat de Bijbel absoluut helder is over dit onderwerp. Paulus spreekt in Rom. 8:23 over de ‘verlossing van ons sterfelijk bestaan.’ Wright zegt dan ook dat er geen enkele twijfel kan bestaan wat Paulus hier bedoelde: Gods kinderen hebben de belofte van een nieuw soort fysiek bestaan, dat de vervulling en verlossing van ons huidige lichaam is. In de vroeg christelijke kerk werd hier ook over geschreven, in latere eeuwen werd dit steeds minder en werd het verzwegen of verdraaid.
De stelling van Wright is dat het traditionele beeld van mensen die na de dood op reis gaan of naar de hemel of naar de hel, een ernstige vervorming en afzwakking van de christelijke hoop is. De lichamelijke opstanding is niet een losstaand stukje van die hoop. Het is juist het element dat Gods uiteindelijke plan vorm en betekenis geeft. We kunnen het dus niet weglaten of naar de marge verschuiven. We moeten beginnen om te kijken wat de Bijbel over de opstanding zegt en pas van daaruit over de hemel praten. Daarna kunnen we ook praten over hoe we nu in deze wereld leven (zie les 12)
2. De opstanding: het leven na ‘het leven na de dood’
Zowel als in het Griek-Romeinse heidendom als in het Jodendom bestonden verschillende ideeën over het leven na de dood, maar in de vroege kerk was de mening hierover gelijkgestemd en in lijn met de opvatting van Paulus. Bijvoorbeeld in Fil. 3:20-21, waar staat dat Jezus uit de hemel zal komen om ons huidige armzalige lichaam te veranderen in een heerlijk lichaam als het zijne. Dit vormt in een notendom hoe Paulus over dit onderwerp denkt. De opgestane Jezus is zowel model voor het toekomstige lichaam van de christen, als het middel waardoor dit tot stand komt. Ook Kol. 3:1-4 spreekt zich in vergelijkbare termen uit. ”En wanneer Christus, uw leven, verschijnt, zult ook u, samen met hem, in luister verschijnen.” Nog duidelijker is Rom. 8:9-11 “Want als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt, ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn Geest, die in u leeft.” God geeft het leven niet aan een ziel zonder lichaam, maar aan een sterfelijk lichaam. Ook Johannes laat zich in vergelijkbare termen uit. In 1 John. 3:1-3 lezen we “maar we weten dat we aan hem gelijk zullen zijn wanneer hij zal verschijnen, want dan we zien we hem zoals hij is.” Het opstandingslichaam van Christus in al zijn heerlijkheid en macht, is nog nauwelijks voor te stellen voor ons en dat zal model staan voor ons. Ook spreekt Jezus zich duidelijk uit over het moment van de opstanding. Joh. 5:25-29 “er komt een moment waarop alle doden zijn stem zullen horen en uit hun graf zullen komen: wie het goede heeft gedaan staat op om te leven, wie het slechte heeft gedaan staat op om veroordeeld te worden.” Ook in het OT vinden we vergelijkbare teksten zoals in Dan. 12:2, Jes. 26:19 en Eze. 37.
In Joh. 14:2 lezen we dat Jezus zegt dat er in het huis van zijn Vader vele woningen zijn. Velen zien dat als onze eindbestemming, maar Wright geeft aan dat het Griekse woord voor kamers (monai), juist duidt op een tijdelijke halte op de reis die je uiteindelijk heel ergens anders brengt. Zo moeten we ook de woorden van Jezus aan het kruis interpreteren als hij zegt “Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.” (Luk. 23:43). Paradijs betekent op vele plaatsen niet een uiteindelijke bestemming, maar een zalige tuin waar de doden mogen wachten op de dageraad van de nieuwe dag. Uiteraard volgt er nog een vervolmaking in de toekomst, waar de uiteindelijke opstanding een deel van zal zijn. Voor Lucas was het duidelijk dat het paradijs een tussenfase was, die dezelfde dag nog werkelijkheid zou worden, dus nog voor de opstanding (van Jezus) plaats zou vinden. Met Jezus komt de hoop voor de toekomst vandaag al naar ons toe.
Opstanding betekent niet ‘leven na de dood’. Het was een uitdrukking voor het nieuwe lichamelijke leven na het bestaan dat je onmiddellijk na je dood kent. Met andere woorden, het is het leven na het ‘leven na de dood’.
Wat moeten we met teksten zoals in 1 Petr. 1:4-5 waar staat dat ‘in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis wacht, de redding die aan het eind van de tijd zeker geopenbaard zal worden.’ Te snel denken dat dat we naar de hemel gaan om onze redding in ontvangst te nemen of daar te blijven. Daarmee gaan we ook andere Bijbelteksten verkeerd lezen die over de hemel gaan. Volgens Wright is het woord ‘hemel’ gewoon een eerbiedige manier om iets over God te zeggen, zodat een ‘schat in de hemel’ betekent ‘een schat in Gods nabijheid’ zoals ook uit andere teksten blijkt (Mat. 6:20, 19:21, Luk. 12:21, 1 Tim. 6:19). Daarmee betekent ‘hemel’ de plek waar God zijn bedoeling voor de toekomst bewaart. Maar niet de plek waar wij naar toe moeten gaan om van te genieten. Het is de plek waar het veilig opgeborgen blijft tot de dag waarop ze op aarde werkelijkheid worden. Gods toekomstige erfenis, de onvergankelijke nieuwe wereld en onze nieuwe lichamen worden voor ons bewaard, totdat ze in deze wereld, d.w.z. de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, de vernieuwde wereld, in gebruik genomen kunnen worden.
Ter aanvulling, het woord ziel (psyche) wordt in de Bijbel nooit gebruikt voor dat ‘stukje dat gered wordt’. Het slaat meer op ons als persoon of persoonlijkheid. We zijn al gered en op een dag zullen we die redding in complete fysieke vorm ontvangen.
3. De opstanding in Korinte
Voor de studie naar de opstanding kun je niet om Paulus heen. Die worden voornamelijk beschreven in 1 Kor. 15 en 2 Kor. 4 en 5. Wright geeft aan dat deze gedeelten lastig zijn en dat de meningen erover verdeeld zijn. In andere boeken van hem gaat hij er dieper op in en behandeld hier de hoofdlijnen. In 2 Kor. 4:7 zegt Paulus “Maar wij zijn slechts een aarden pot voor deze schat”. Uit hoofdstuk 4 zou je de conclusie kunnen trekken dat Paulus neerkijkt op het lichamelijke en dat het alleen om het geestelijke gaat. Zoals in 4:16 “Ook al gaat ons uiterlijke bestaan verloren, ons innerlijke bestaan wordt van dag tot dag vernieuwd.” Toch heeft Paulus het in hoofdstuk 5 over een ‘tent’ die voor ons klaar ligt, een nieuwe woning, een nieuw lichaam die in Gods sfeer (hemel) voor ons klaarligt en over ons huidige lichaam wordt aangetrokken (5:4).
De fout die we maken in ons Westerse denken is dat het stoffelijke tijdelijk is en (alleen) het niet-stoffelijke eeuwig. Dat is bij Paulus niet het geval. Zijn denken gaat uit van de Joodse theologie van de schepping, en bouwt daarop een theologie van een nieuwe schepping. “Daarom ook is iemand die één met Christus is, een nieuw schepping. Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen.” (2 Kor. 5:17). Er komt een nieuw soort lichamelijkheid, die echter, vaster en lichamelijker is dan ons huidige lichaam. Ons huidige leven is volgens Paulus maar een schaduw van onze toekomstige ik, de persoon die we zullen zijn wanneer God het lichaam dat in de hemel voor ons klaar ligt, tevoorschijn haalt en over ons huidige lichaam heen trekt. Paulus maakt duidelijk dat we dit nog niet bereikt hebben. Voor het laatste oordeel voor de troon voor God (5:10) hebben we ook een lichaam nodig. Zie ook andere teksten zoals Daniël 12:2. Wellicht geldt dit zowel voor gelovigen als ongelovigen.
Het hart van de Nieuwtestamentische visie op de opstanding vinden we in 1 Kor. 15. De hoop van de opstanding vinden we door de hele brief heen. In de gemeente in Korinte waren er gelovigen die de opstanding ontkenden. (15:12) Vandaar dat Paulus begint met de opstanding van Christus als eersteling, en vervolgens dat dit ook voor de gelovigen geldt (15:22). Hoofdstuk 15 van de eerste Korintebrief vormt volgens Wright één grote echo van Genesis 1-3. Het bevat een theologie van een nieuw schepping, geen achterlaten van de oude schepping. Het hart van dit hoofdstuk is het uiteenzetten van de twee verschillende soorten lichamen, het huidige en het toekomstige. Door een verkeerde vertaling in de NBG (en wellicht ook andere vertalingen) lijkt het alsof Paulus het ‘aardse lichaam’ stelt tegenover het ‘geestelijke lichaam’. (15:44). Dit is geen correcte vertaling van de Griekse woorden. Het gaat namelijk om de tegenstelling tussen het huidige vergankelijke lichaam wat gaat sterven en het toekomstige onvergankelijke lichaam wat niet kan sterven. Dus niet het stoffelijke tegenover het niet-stoffelijke. De woorden die Paulus gebruikt zijn ‘psychikos’ en ‘pneumatos’. Dit zegt niets over het materiaal waar de dingen van gemaakt zijn, maar van de kracht of energie die de dingen in beweging zet. Ons huidige lichaam wordt geanimeerd door de psyche (de menselijke levenskracht), de uiteindelijk machteloos is tegen ziekte en de dood. In het toekomstige leven is Gods pneuma de motor, Gods levensadem, de krachtgevende energie van Gods nieuwe schepping. Vandaar dat ‘wat uit vlees en bloed bestaat geen deel kan hebben aan Gods koninkrijk’(15:50). Vlees en bloed betekent hier niet stoffelijk, maar tijdelijk. Daarmee gaat de echte tegenstelling tussen vergankelijke lichamelijkheid en onvergankelijke lichamelijkheid. Vandaar dat Paulus zegt in vers 15:58 ‘dat onze inspanningen nooit tevergeefs zijn.
Wright zegt: Het geloof in de opstanding van het lichaam omvat het geloof dat wat hier en nu in de kracht van de Geest in het lichaam gedaan wordt, in de uiteindelijke toekomst bevestigd zal worden op een manier waarnaar we nu alleen nog maar kunnen raden.
4. De opstanding: de latere debatten
Tot plusminus 200 n. Chr. hielden alle kerkvaders zich nog vast aan het leerstuk van de lichamelijke opstanding. Bovendien koppelden zij dit aan het leerstuk van de schepping en aan de leer van Gods rechtvaardigheid en uiteindelijke oordeel. Volgens Wright is de opstanding (net als in het Jodendom) het punt waar schepping en oordeel elkaar snijden. Vanaf Tertullianus (plusminus 200 n. Chr.) komen er allerlei vragen op naar de consequenties van de opstanding van het lichaam. Bijvoorbeeld de vraag wat er gebeurd als een kannibaal een christen opeet. Wie zal dan bij de opstanding welke stukken hebben? Ook Origines, Thomas van Aquina proberen deze vragen te beantwoorden. Omdat de mens qua lichaam steeds veranderd, zijn we fysiek steeds anders. Ondanks dat is er een zekere continuïteit. We zijn stof en tot stof zullen we terugkeren. Maar God kan met stof nieuwe dingen doen. Een klein deel van de theologen in de Middeleeuwen hield vast aan de leer van de lichamelijke opstanding. Een groot deel ging echter een andere kant op, waarbij ook het vagevuur als een soort tussenfase werd geïntroduceerd.
5. Herbezinning op de opstanding voor vandaag: wie, waar, wat, waarom, wanneer en hoe
Wie worden er uit de dood opgewekt?
Iedereen volgens Johannes en wellicht ook Paulus. Bij Paulus is er in ieder geval sprake van een speciale betekenis van de opstanding voor christenen.
Waar zal de opstanding plaatsvinden?
Op de nieuwe aarde, die dan al bij de nieuwe hemel is gevoegd. Dat is voor Wright de kern van alles wat hij in dit hoofdstuk over dit onderwerp wil zeggen. Ook zal er in deze nieuwe wereld geen overbevolking zijn.
Wat zal het opstandingslichaam precies zijn?
Een van de weinige moderne schrijvers die geprobeerd hebben dit te beschrijven is C.S. Lewis, vooral in zijn boek De grote scheiding. Daar schildert hij ons lichaam voor die steviger, echter en substantiëler is dan ons huidige lichaam. Dat is de opdracht en uitnodiging zoals we ook in 2 Kor. 4:17 kunnen lezen. “De geringe last die we tijdelijk te dragen hebben, brengt ons een eeuwige luister, die alles omvat en alles overtreft.” In de oudheid gingen ook veel vragen over de kenmerken die zo’n lichaam zou hebben. Zal onze neus nog dezelfde vorm hebben? Deze vragen zijn niet te beantwoorden. Wel kunnen we concluderen uit het voorbeeld van het Jezus’ opstanding dat zijn wonden nog steeds zichtbaar waren. Niet als bron van pijn en dood, maar als tekenen van zijn overwinning. Wat we in ieder geval weten, is dat het lichaam onsterfelijk zal zijn. We zijn de dood voorbij, zowel in tijdelijke zin, als in ontologische zin, d.w.z. dat het niet meer is onderworpen aan ziekte, verval en de dood. Vandaar de verwarring bij de discipelen toen ze het eerste en enige stukje van onvergankelijke lichamelijkheid zagen. Het woord ‘onsterfelijkheid’ kan ons soms op het verkeerde been zetten, als we dit ten onrechte interpreteren als ‘lichaamloze onsterfelijkheid’. Paulus heeft het bij een opstandingslichaam altijd over een lichaam, maar dan een die niet meer aan de sterfelijkheid is onderworpen. We hebben het dus zeker niet over een ‘onsterfelijke ziel’. Volgens het Nieuwe Testament bezit alleen God onsterfelijkheid. De onsterfelijkheid die God ons geeft, is een geschenk en niet een ingeschapen eigenschap.
Waarom zullen we een nieuw lichaam krijgen?
Volgens de eerste christenen zouden we met dit nieuwe lichaam, het doel hebben om verstandig over Gods wereld te heersen. Er zal werk te doen zijn en we zullen ervan genieten. De talenten en vaardigheden die we in dit leven hebben, kunnen we daarvoor goed gebruiken. Over dit aspect van het opstandingsleven is het minst nagedacht. (Rom. 5:17, 1 Kor. 6:2-3, 2 Tim. 2:12, Openb. 1:6, 5;10, 20:4, 22:5). Het Bijbelse beeld van Gods toekomst houdt de vernieuwing van de hele kosmos in. Dit ligt in lijn van het beeld van Gen 1 en 2 waar de tuin weer verzorgd moet worden en de dieren nieuwe namen moeten krijgen. Dit zijn de richtingwijzers naar een grotere werkelijkheid, waar de meeste christenen maar weinig aandacht aan besteden. Ons nieuwe lichaam zal een geschenk zijn van Gods genade en liefde. Maar ook spreekt het Nieuwe Testament dat Gods komende zegen een beloning zal zijn. Niet als vervanging van rechtvaardiging door geloof alleen, maar meer als een resultaat van je inspanningen, zoals je beter wordt in sport door te oefenen of zoals je aan een goed huwelijk werkt. De ‘beloning’ is op een organische manier aan de activiteit verbonden. Het is niet willekeurig, maar altijd veel overvloediger en rijker dan een directe beloning naar werken. Vandaar dat Paulus zegt in vers 15:58 ‘dat onze inspanningen nooit tevergeefs zijn.
Wanneer zal de opstanding plaatsvinden?
Veelal werd gedacht dat dit meteen na ons sterven plaats zal vinden. Wright heeft daar grote moeite mee. Paulus zegt dat Christus de eerste vrucht is, en dat ieder die bij Hem hoort ‘bij zijn komst’ opgewekt zal worden. Ook Openb. 6:9-11 zegt dat de gestorvenen wachten op het moment dat ze opgewekt zullen worden. Dit is een tussenperiode die we zowel in het Joodse als christelijke denken tegenkomen. Voor Wright is de nieuwe schepping op een wezenlijke manier een voortzetting van de huidige. We kunnen niet zeggen dat die al aangebroken is, net zomin dat het opstandingsleven van Jezus al vóór zijn kruisiging bestond en actief was. Het nieuwe is niet slechts de vervanging, maar de transformatie van het oude. En aangezien die transformatie nog niet heeft plaatsgevonden, kan de opstanding, het centrale element daarvan, nog niet hebben plaatsgevonden. De tijd vormde ook een onderdeel van de oorspronkelijke schepping die goed was. Eeuwigheid betekent dan ook niet dat er geen tijd zal zijn. Waarschijnlijk zal die ook getransformeerd worden op een manier zoals we nu nog niet kunnen bedenken. De oude akker van ruimte, tijd, materie en zintuigen moet gewied, omgespit en ingezaaid worden voor een nieuwe oogst.
Hoe zal dat gebeuren?
In wezen gaat het hier om een geweldige nieuwe scheppingsdaad. Paulus zegt dat God ons een nieuw lichaam zal geven, hoewel er waarschijnlijk ook sprake van een zekere continuïteit zal zijn, zoals we bij Jezus zagen. Bij de vraag van het hoe, werd in de vroegchristelijke kerk steeds het antwoord gegeven dat het door de Geest zal gebeuren. De Geest die boven het water en de chaos zweefde en zo rijkelijk in Jezus woonde, dat we hem nu als de Geest van Jezus kennen. Dit noemt de Bijbel noemt dit de eerste vrucht, de aanbetaling, als garantie van wat komen gaat. De oude belijdenis spreekt over de ‘Heilige Geest, die Here is en levend maakt.’
https://www.bol.com/nl/p/verrast-door-hoop/1001004006923117/