NT Wright, Verrast door hoop Hoofdstuk 11 (samenvatting)Vagevuur, paradijs en hel.

1. Inleiding
Tot aan de zestiende eeuw dacht de meerderheid van de christelijke, westerse kerk dat de kerk uit drie delen bestond. Allereerst de triomferende kerk, die bestond uit de heiligen die al in de aanwezigheid van God waren gearriveerd. Deze heiligen hadden ook hun eigen feestdagen, Allerheiligen. Daar tegenover stond de strijdende kerk, de gemeenschap van gelovigen in dit huidige leven. Als laatste was daar de wachtende kerk, de gelovigen die wachten in het vagevuur, een ingewikkeld onderwerp.

2. Het vagevuur
Het vagevuur is een typisch Rooms Katholiek leerstuk. De ooster-orthodoxe kerk kent het niet en de kerken van de reformatie hebben het om Bijbelse en theologische gronden afgewezen. De belangrijkste uitspraken over het vagevuur komen van Thomas van Aquino en Dante in de dertiende en veertiende eeuw. In die periode is heel veel tijd en energie gestoken om dit leerstuk te ontwikkelen. In de kern komt het er op neer dat de meeste christenen tot aan hun dood in zekere mate zondig bleven en daarom zowel straf als zuivering nodig hadden. Door de gebeden en missen van de strijdende kerk, maar vooral door aflaten, waartegen Luther zich zo verzette, kon de periode in het vagevuur aanzienlijk verkort worden. De laatste jaren hebben de RK theologen Karl Rahner en kardinaal Ratzinger (de vorige paus Benedictus XVI) geprobeerd om dit leerstuk te moderniseren of af te zwakken. Aan de andere kant signaleert Wright met name in de Anglicaanse kerk, maar ook door de invloed van het universalisme, een trend die inhoudt dat we eigenlijk nog niet klaar zijn voor de eeuwigheid. Na onze dood zullen we nog een ‘reis’ moeten maken die ons uiteindelijk bij God brengt. Zo kom je uit op een soort vagevuur voor iedereen. Het is niet erg plezierig, maar ook geen straf.

Wright plaatst hier vier kanttekeningen bij voor ons om ons goed te realiseren.

Ten eerste ligt de opstanding nog in de toekomst. Dit wordt door alle christelijke kerken geleerd. Het gebruik van het woord ‘hemel’ voor onze uiteindelijke bestemming is eigenlijk misleidend. Onze uiteindelijke bestemming is om opgewekt te worden met een nieuw, verheerlijkt lichaam naar de gelijkenis van Jezus Christus. De opstanding is niet hetzelfde als ‘het leven na de dood’, het is het leven na het ‘leven na de dood’.

Ten tweede geeft het Nieuwe Testament niet aan dat er onderscheid is tussen de gelovigen die wachten op de definitieve opstanding. Alle christenen worden ‘heiligen’ genoemd. Het enige onderscheid waar we van lezen is in 1 Kor. 3 waar er christelijke werkers zijn die met goud, zilver en edelstenen hebben gebouwd, tegenover degenen die dit deden met hout, hooi en stro. Maar beide groepen zijn gered en wachten op dezelfde bestemming. Ook lezen we dat de eersten die de laatsten zullen zijn, maar niets over een onderscheid in de toestand waarin gelovigen zullen verkeren na hun dood. Kortom, alle gelovigen, levend en dood, worden ‘heiligen’ genoemd en alle gestorven gelovigen worden als zodanig gezien en behandeld.

Ten derde gelooft Wright daarom niet in het vagevuur als een plek, een tijd of een toestand. Het is zo wie zo een westerse uitvinding van latere datum, zonder enige ondersteuning vanuit de Bijbel. Zelfs Rooms Katholieke theologen trekken het tegenwoordig in twijfel. De dood zelf vernietigt alles wat zondig is, dat is geen magie, maar gezonde theologie. Daarna valt er niets meer te zuiveren. Ook is er geen straf meer voor een christen volgens Rom. 8:1 en 8:38-39. Zo komt Wright tot de conclusie dat Paulus bedoelt dat het huidige leven als een soort vagevuur functioneert. De mythe van het vagevuur ziet hij als een allegorie, een projectie van het heden op de toekomst. Daarom spreekt het vagevuur zo tot de verbeelding.

3. Het paradijs
Het vierde punt is dat alle overleden christenen in dezelfde toestand verkeren, die van een rustgevende vorm van geluk. Dit zou je als een soort ‘slaap’ kunnen omschrijven, maar niet als een vorm van onbewustheid. Zoals eerder gezegd is dit niet de definitieve toestand van een christen. Wright beschrijft deze periode als een toestand waarin de gestorvenen stevig worden vastgehouden in de bewuste liefde van God en de bewuste aanwezigheid van Jezus Christus. Je zou dit ‘hemel’ kunnen noemen, maar het Nieuwe Testament gebruikt het woord ‘hemel’ op een andere manier. Omdat zowel de overleden heiligen als wijzelf in Christus zijn, delen wij met hen in de ‘gemeenschap der heiligen’. Volgens Wright kunnen we dan ook voor hen en met hen bidden. Niet zoals in de Middeleeuwen gebeurde om hen zo snel mogelijk het vagevuur uit te bidden, maar uit liefde, om hen in liefde voor God te brengen. De Bijbel zegt nergens dat de overledenen ook voor ons bidden. Ook moeten wij niet tot hen bidden. Wright noemt het aanroepen van de heiligen in feite een stap terug naar het heidendom waar de reformatoren zo tegen waarschuwden. Het hele idee van heiligenverering is begonnen bij het respect wat men voor de gestorven martelaren had in de vroege kerk. Later werd iedereen vereerd die zich op een of andere manier had onderscheiden als christen. Wright noemt dit één grote oefening in zinloosheid. Dus voor Wright bestaat de ‘triomferende kerk’ bestaande uit alleen de heiligen in de hemel niet. De wachtende en strijdende wel. Zijn oproep aan alle kerken is dan ook om regelmatig bezig te zijn met de vraag naar wat er onmiddellijk na het sterven gebeurt, alsook naar onze uiteindelijke bestemming. Vooral moeten we de centrale hoop van de uiteindelijke opstanding begrijpen.

4. De hoop voorbij, het medelijden voorbij
In wezen gaat het hier om de vraag ‘en hoe zit het nu met de hel?’. Over die vraag kan wel een heel boek worden geschreven. Een deel van het probleem is ook hier dat het woord ‘hel’ meteen weer een bepaald beeld oproept dat sterker is bepaald door de Middeleeuwen dan door de Bijbel of de vroege kerk. Veel mensen zijn opgegroeid met het idee dat de hel een letterlijke plek onder de grond is die gevuld is met wormen en vuur, of als een soort martelkamer. Veel mensen besluiten later dat ze niet meer in een dergelijk kinderachtig beeld kunnen geloven en worden atheïst of universalist. Wright denkt dat er betere redenen zijn om atheïst te worden dan te geloven in een platte karikatuur. Beter is te kijken wat de Bijbel zegt over het woord ‘hel’. In het Nieuwe Testament is het meest gebruikte woord dat met ‘hel’ wordt vertaald gehenna. Gehenna was niet zomaar een idee, maar een bestaande plek, een vuilnisbelt aan de zuidwest kant van Jeruzalem. Deze plek is daar nog steeds onder de naam van het dal van Ge Hinnom. Jezus verwees naar de smeulende vuren van die plek als hij het over Gehenna had. (Matt. 23:33). (Zie appendix 1 van het boekje van Henk Rothuizen over alle ‘hel’ teksten in het Nieuwe Testament. Hier zie je dat het wel degelijk uitmaakt welke Bijbelvertaling je gebruikt!) Veel van deze teksten lijken er mee te maken te hebben dat je gedrag dat je nu op aarde mee bezig houdt, er wel degelijk toe doet. Wel zijn er twee gelijkenissen in de Bijbel die wel lijken te suggereren dat er in het hiernamaals een brandend vuur als straft wacht. (Luc. 12:35-59; 16:19-31). Ten eerste zijn het gelijkenissen en geen feitelijke omschrijvingen van het leven na de dood. En ten tweede gaat de gedeelten over hoe je moet leven en gerechtigheid en genade moet tonen aan je medemens. Jezus heeft gewoon niet erg veel over het ‘leven na de dood’ gesproken. Zijn primaire taak was ook om te verkondigen dat het koninkrijk van God ‘op aarde zoals in de hemel’ zou komen. Jezus leerde geen nieuwe dingen over het hiernamaals en bleef dicht bij de Joodse gedachten hierover.

Wel vertelt Jezus een verrassend verhaal over het scheiden van de schapen en de bokken in Matt. 25:31-46. Ook hier gaat alles weer over gedrag in dit leven en kan de laatste zin een aanwijzing zijn van het belang daarvan.

De hel en/of het laatste oordeel zijn ook in de brieven niet prominent aanwezig (behalve Rom. 2:1-16), in Handelingen wordt het helemaal niet genoemd, blijft over de levendige beelden uit het boek Openbaring, maar die zijn weer het moeilijkst met zekerheid uit te leggen. Dit moet ons waarschuwen zowel tegen degenen die zeker weten wie naar de hel gaan (bijvoorbeeld door bepaald gedrag), alsook degenen die zeker weten dat een dergelijke plek niet bestaat, of als hij bestaat, leeg is. Deze laatste vorm van universalisme was lange tijd populair onder vrijzinnige theologen. Maar de laatste 20 jaar is het theologische vrijzinnigheid op z’n retour volgens Wright omdat het teveel stoelde op het menselijke optimisme van de Westerse samenleving. Door de toename van oorlogen en andere grote wereldproblemen is de noodzaak en besef van een oordeel weer toegenomen. Het kwaad moet veroordeeld worden, dit is het enige alternatief voor chaos.

God is vast van plan om alles in de wereld uiteindelijk recht te zetten. Dit leerstuk wordt, net als dat van de opstanding zelf, stevig op zijn plaats gehouden door het geloof in God de schepper aan de ene, en het geloof in Gods goedheid aan de andere kant. En dat rechtzetten van God houdt onvermijdelijk in het elimineren van alles wat Gods goede en heerlijke schepping vervormt, en in het bijzonder van alles wat de mensen als zijn beelddragers schendt en bekladt. Dit kunnen grote maatschappelijke problemen zijn zoals volkenmoord, kinderprostitutie, rassendiscriminatie. Ook het Nieuwe Testament kent dergelijke lijstjes, die functioneert als een stoplicht dat waarschuwt voor een weg die recht op een afgrond zonder hek afgaat. Volgens Wright komt dit voort uit drie dingen. Ten eerste de oerzonde van afgoderij om dingen te aanbidden dat niet God is. Ten tweede vertonen ze allemaal de kenmerken van de zonde die daarvan het gevolg is, namelijk het falen om Gods beeld volledig te weerspiegelen. De Bijbel gebruikt hiervoor het woord hamartia (zonde). Zonde is dus meer dan het breken van willekeurige regels. Ten derde, als deze twee genoemde zaken zich voorzetten in mensen of groepen mensen, zij meewerken aan hun eigen ontmenselijking.

Hiermee hebben we volgens Wright de kern te pakken van de manier waarop we de leer van het laatste oordeel in onze tijd kunnen herformuleren. Als Wright zowel de krant als het Nieuwe Testament leest, kan hij zich niet voorstellen dat er geen uiteindelijke veroordeling zal zijn. Hoe dat in de praktijk zal werken, daar lopen de meningen uiteen. Er zijn doorgaans drie opvattingen.

Ten eerste het traditionele standpunt dat iedereen die Gods verlossing afwijst, in een eeuwige marteling terecht komt, waar ze zich ook van bewust zijn. Dit is een eindeloze straf.

Het tweede standpunt is het universalisme (vaak alverzoening genoemd), die zegt dat God aan iedereen genade zal betonen of dat God de mensen in het hiernamaals nog een keer de kans geeft om voor hem te kiezen berouw te tonen, totdat iedereen uiteindelijk aan het aanbod van Gods liefde heeft toegegeven.

Een derde variant is een tussenweg van ‘voorwaardelijke onsterfelijkheid’, namelijk wie Gods liefde afwijst in dit leven, houdt gewoon op te bestaan. Dit zou kunnen omdat onsterfelijkheid geen ingeboren eigenschap van mensen is. Dit wordt ook wel ‘annihilationisme’ genoemd. Hierbij worden mensen niet actief vernietigd, maar dit gebeurd omdat ze weigeren het geschenk aan te nemen dat hun wordt voorgehouden en dat zij structureel afwijzen.

Wright komt nog met een vierde visie die hij zelf aanhangt en de goede punten van bovenstaande probeert te combineren. Henk Rothuizen noemt dit ‘verdamping’(p.33) in zijn boek Exit. Het komt er op neer dat de mensen door zijn verkeerde keuzes over een langere termijn een wezen wordt dat ooit mens was, maar dat niet langer is. Hij is een schepsel geworden dat Gods beeld in geen enkel opzicht meer weerspiegelt.

Uiteindelijk bekent Wright dat we het hier hebben over een van de meest duistere theologische thema’s. Zijn conclusie is dat deze wereld de goede schepping is van de ware God en dat Hij uiteindelijk het oordeel zal vellen waarover de hele schepping zich zal verheugen.

5. Conclusie: menselijke doelen en de nieuwe schepping
Er komt uiteindelijk een eindoordeel voor ‘diegenen die zich laten leiden door onrecht.’ (Rom. 2:8). Ook spreekt Openbaring 21 en 22 van een categorie mensen die ‘buiten’ zullen zijn. Maar ook lezen we in Openb. 22:2 over een boom, waarvan de bladeren genezing aan de volken zullen brengen. Dit betekent dat God altijd een God van verassingen zal zijn. De uiteindelijke vraag draait dan ook niet om de ‘hemel en de hel’. Ook niet de vraag wat er met mij gebeurd als ik sterf.

De belangrijke, centrale, allesbepalende vraag is naar Gods doel en plan om de hele wereld, de hele kosmos te redden en te herscheppen. Onze eigen, individuele bestemming is ter sprake gekomen, omdat het deel uitmaakt van een veel groter verhaal en dat we binnen dat verhaal een wezenlijke rol kunnen spelen.

Op welke manier zal Gods nieuwe schepping tot stand komen? Op welke manier kunnen wij mensen een bijdrage leveren aan de vernieuwing van de schepping? Dus niet hoe komen wij in de hemel, maar hoe kan God door middel van de mensen zijn schepping gaan verlossen en vernieuwen en hoe hij als onderdeel daarvan ook mensen zelf gaat redden. De uitdaging is om het Nieuwe Testament in het licht van deze vragen te lezen en dan komen we bij de vraag naar de missie van de kerk. Daarover gaan de laatste vier hoofdstukken van het boek van Wright.

 

Verrast door hoop

https://www.bol.com/nl/p/verrast-door-hoop/1001004006923117/

 

 

 

 

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s